40
VLAAMSE EN ZEEUWSE KAAPVAART
kapersnest werden vanaf dan ingezet voor de Franse guerre de course. Toch is een
kleine nuance hier op zijn plaats: tussen Oostende en Nieuwpoort enerzijds en
Duinkerke anderzijds bleef er een zekere interdependentie bestaan: zo namen ook
Duinkerkers deel aan de Vlaamse kapersactiviteiten tijdens de Negenjarige Oorlog
en vice versa. Ook in de achttiende eeuw bleven Oostende en Duinkerke com
municerende vaten.110 Dit bewijst dat familiebanden in het maritieme milieu en
een eeuwenoude traditie niet zomaar konden weggevaagd worden door geopoli
tieke verschuivingen. Tevens stonden de Zeeuwse en de Vlaamse kaapvaart niet
zomaar los van elkaar: zoals hierboven werd aangehaald was 8% van de bemanning
op Zeeuwse kaperschepen afkomstig uit het huidige Vlaanderen.
De Vlaamse kaapvaart werd in die periode getekend door meerdere handicaps:
naast het verlies van Duinkerke kampten Oostende en Nieuwpoort eveneens met
een gebrek aan infrastructuur. Beide tijhavens hadden problemen met zware sche
pen en de aanwezigheid van zandbanken bemoeilijkte de situatie nog. Hierdoor
moest zij haar toevlucht nemen tot kleinere schepen zoals snauwen en sloepen.
Ook Zeeland kende de problematiek van zandbanken, maar dankzij een betere
beloodsing en een goede uitbouw van de infrastructuur was het mogelijk om gro
tere schepen uit te rusten. Dit had gevolgen voor hun actieradius die aanzienlijk
groter was dan die van de Vlamingen: Zeeuwse kapers maakten zowat alle
Europese zeeën ten zuiden van Denemarken onveilig. Vooral kapers uit Vlissingen
en Middelburg hadden het moeilijker om hun buit naar de thuishaven te brengen,
dus klopten ze aan bij geallieerde havens in Spanje en Engeland.
Als conclusie kan men stellen dat de kaapvaart in beide regio's sterk uiteenliep tij
dens de Negenjarige Oorlog. Hiervoor lagen politieke en geografische verschillen
aan de basis, wat zich uitte in een ander soort kaapvaart, zowel op het gebied van
schaalgrootte, uitrusting als actieradius. Al deze aspecten in overweging genomen,
lijkt het erop dat de Zeeuwse kaapvaart op een hoger niveau opereerde en men
daarom de Vlaamse kapers niet als concurrenten kan definiëren.