44 VLAAMSE EN ZEEUWSE KAAPVAART 67 J. van Beylen, Schepen van de Nederlanden. Van de late middeleeuwen tot het einde van de 17de eeuw, Amsterdam 1970, 66-67. 68 Een bemanning van vijftig koppen of meer was geen uitzondering. De snauw den Postiljon telde in 1693 zelfs 63 bemanningsleden (ARB, Admiraliteit, nrs. 669-747). 69 Baetens, 'Organisatie', 100-101. 70 ARB, Admiraliteit, nrs. 581-584. 71 Opvallend is dat van deze groep 'kapers' geen scheepsjournalen bekend zijn. 72 Parmentier, De maritieme handel780-783. 73 Globaal zijn er ruim honderd scheepsjournalen bewaard van Oostendse en Nieuwpoortse kapers actief tijdens de Negenjarige Oorlog (ARB, Admiraliteit, nrs. 657-659, 669-747 en 833 en RAB, Oud Archief Nieuwpoort, nr. 4851). 74 ARB, Admiraliteit, nr. 701. 75 Zo voerde in juli 1690 de Oostendse kapitein Michiel Canoen, als gezagvoerder van het fregat de Vliegende Draeck, twee Franse buisschepen, geladen met wijn en brandewijn, naar Dover (ARB, Admiraliteit, nrs. 655 en 584). 76 ARB, Admiraliteit, nr. 656. 77 ARB, Admiraliteit, nr. 569- 78 ARB, Admiraliteit, nrs. 581-584. 79 Jan Vincke voerde het commando over het Oostendse fregat Hertogh van Beijeren (ARB, Admiraliteit, nr. 656). 80 ARB, Admiraliteit, nr. 732. 81 De Oostendse kapitein Paulus Bestenbustel combineerde tijdens de Negenjarige Oorlog het konvooieren van koopvaardijvloten met kaapvaart. In 1693 voerde hij het bevel over de snauw StellaMatituna (ARB, Admiraliteit, nr. 559). 82 Kapitein Michiel Verborre had de leiding over de snauw Sint-Michiel (ARB, Admiraliteit, nr. 656). 83 De kapitein van het snauwschip Coninginne van Spaigne was Guillaume Steenkiste (ARB, Admiraliteit, nr. 656). 84 ARB, Admiraliteit, nrs. 560 en 733- 85 De Oostendse ondernemer Joannes De Wulf was voornamelijk gekend als commissio nair in de Spanjehandel. Verder investeerde hij in de kaapvaart zowel tijdens de Negenjarige Oorlog als bij aanvang van de Spaanse Successieoorlog. Samen met zijn broer Gillis baatte hij een lijnbaan uit (J. Parmentier, Het gezicht van de Oostendse han delaar. Studie van de Oostendse koopliedenreders en ondernemers actiefin de internatio nale maritieme handel en visserij tijdens de 18de eeuwOostende 2004, 162). 86 Echter pas in 1729 zorgde het bestuur van de VOC-kamer Zeeland voor betonning van de Deurloo, die als voornaamste vaargeul fungeerde (Parmentier, 'De tol', 208). 87 J.P. Sigmond, Nederlandse zeehavens tussen 1500 en 1800Amsterdam 1989, 69-70. 88 In 1693 werd de nieuwe dokhaven in gebruik genomen (Francke, Utiliteyt132-133 en Sigmond, Nederlandse zeehavens, 109-111). 89 V. Enthoven, 'Veel vertier'. De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland, een econo mische reus op Walcheren, Middelburg 1987, 87-96. 90 Sigmond, Nederlandse zeehavens, 106. 91 Sigmond, Nederlandse zeehavens, 107-108 92 Francke, Utiliteyt, 142-155. 93 Francke, Utiliteyt, 120. 94 Van Beylen, Schepen van de Nederlanden, 67; Francke, Utiliteyt, 122-123 en Magosse, Al die willen te kap'ren varen, 78-79. 95 Zo telde het fregat Vliegend Herd (kap. Jansen) amper 20 bemanningsleden, terwijl Den Hannibal (kap. Geleyn Ockerman) liefst 170 zeelieden aan boord had (Francke, Utiliteyt, 124). 96 ARB, Admiraliteit, nrs. 669-747 en Francke, Utiliteyt124 en 459. 97 Bromley, Corsairs, 65-67-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 46