MIDDELBURGSE COMMERCIE COMPAGNIE
55
scheepvaart waarin ook de WIC actief was, lijkt het logisch dat ook deze compag
nie vaak een beroep moest doen op de diensten van slaapbazen om aan voldoen
de personeel te komen. Uit mijn onderzoek is echter gebleken dat dit slechts ten
dele het geval was, en dat de MCC voor de werving van personeel in Zeeland veel
minder afhankelijk was van volkhouders dan men op het eerste gezicht zou ver
moeden.
Kapiteins en stuurlui
De kapitein was veruit de belangrijkste persoon aan boord. Bijgestaan door de
opperstuurman, had hij de algemene leiding over het schip en de bemanning,
voerde hij handel in naam van de compagnie en hield hij de boekhouding (het
scheepsjournaal en het negotieboek) bij. Een kapitein moest dus niet alleen een
goed zeeman, maar ook een goed handelaar zijn. Het is dan ook niet verwonder
lijk dat de directeuren van de MCC hoge eisen stelden aan degenen die zich voor
deze functie kandidaat stelden. Meestal was de voltallige directie aanwezig bij een
'sollicitatiegesprek. Wanneer er twijfel bestond, werd er een extra vergadering
belegd en eventueel bijkomende informatie ingewonnen, om zo tot een eenparig
besluit te kunnen komen.29
Er waren uiteenlopende manieren om aan een kapitein te komen. In de beginja
ren ging het vaak om mannen waarmee een of meerdere directeuren reeds relaties
hadden vanuit hun particuliere zaken. Zo vinden we op de schepen van de MCC
verschillende kapiteins terug die bekend waren uit de kaapvaart (onder meer
David Laa, Nicolaes van der Genughte en Willem Gibson). Ervaring in het gebied
waar het schip heen zou gaan was een basisvereiste, en het is dan ook niet ver
wonderlijk dat we bij de MCC enkele kapiteins tegenkomen die eerder bij de WIC
hadden gediend, zoals Cornelis Maarschalk/Marechal en Pieter Geleijnse.30
Ondanks het feit dat de VOC niet op Afrika of West-Indië voer, weten we van ten
minste één kapitein dat hij voor deze compagnie werkte alvorens in dienst te tre
den bij de MCC. Het gaat om Adriaan Chatelain, die tussen 1766 en 1779 zes
driehoeks reizen maakte, en in een brief aan de directie sterk werd aanbevolen door
een zekere Thomas Oakley, 'agent van de Hollandsche Oost Indische
Compagnie .51 Soms werd ook een kapitein die reeds had gevaren op een gekocht
schip, overgenomen met dit schip. Dit was bijvoorbeeld het geval met Jan
Ackervelt, kapitein van de Victoriaen Hendrik van Ens, kapitein van de
Catharinadie allebei nog jarenlang in dienst van de MCC zijn gebleven.
Hoewel dit zeer vaak gebeurde, was het niet vanzelfsprekend dat een kapitein ver
scheidene reizen maakte voor de MCC.32 Na iedere reis werd namelijk de gehele
bemanning afgedankt en dus moest er telkens opnieuw gesolliciteerd worden. Als
de rapporten van de vorige reis goed waren, was het meestal geen probleem om
opnieuw aangesteld te worden. Als de directeuren echter ontevreden waren, wer
den er maatregelen getroffen en kwam men niet langer in aanmerking om in
dienst te treden. Dit overkwam onder meer de voornoemde Cornelis Marechal.33
Hij deed twee jaar over een retourreis naar Afrika, die bovendien zeer verliesgevend
was. Toen ook nog eens bekend werd dat hij voor bijna 10.000 gulden (tweeën
half keer de som die hem was toegestaan) aan eigen cargasoen had meegenomen
én dat er tijdens de reis een matroos bij hem in de kajuit had gelogeerd', was de
maat vol. Marechal kreeg, evenals de matroos, zijn loon niet uitbetaald en mocht