56
MIDDELBURGSE COMMERCIE COMPAGNIE
slechts een deel (circa een vijfde) van het goud behouden dat hij had gekocht met
de 10.000 gulden. Nadien komen we hem niet meer tegen op de schepen van de
MCC.
Voor de stuurlui, en zeker voor de opperstuurman, golden min of meer dezelfde
regels. Net als de kapiteins moesten ze voldoen aan strenge kwaliteitscriteria, want
zij namen immers het gezag over wanneer de kapitein iets overkwam. In totaal
werden 14 opperstuurlieden op deze manier kapitein. Wanneer een opperstuur
man eerder had gevaren voor de compagnie en zijn werk goed had gedaan, maak
te hij een goede kans om opnieuw aangesteld te worden in dezelfde of in een hoge
re functie. Zo werd Johannes Noordhoek in 1767 gepromoveerd tot kapitein na
dat hij als opperstuurman een reis naar Afrika en een driehoeksreis had gemaakt.31
Hij zou tot aan het einde van de jaren 1770 blijven varen voor de compagnie.
De specialisten en het gewone scheepsvolk
Hoe de MCC precies te werk ging bij het aanwerven van ambachtslui en gewone
zeelieden, valt niet rechtstreeks op te maken uit de bronnen. De informatie hier
omtrent in de scheepsboeken en de monsterrollen is fragmentarisch, maar als we
alle stukjes van de puzzel bij elkaar leggen, krijgen we toch een relatief goed beeld
van de situatie.
Soms kon de kapitein zelf zijn bemanning samenstellen, maar in de meeste geval
len ging het anders. Om te beginnen werd er in Middelburg en/of in Vlissingen
een lokaal voor de werving gehuurd.33 Meestal was dit een wijnhuijs' of een her
berg. De eigenaars van deze etablissementen werden vergoed voor 'verteringhe
gedaen op de monsteringe'. Soms ging het om relatief grote bedragen, waaruit we
wellicht kunnen afleiden dat de compagnie haar toekomstig personeel een of
meerdere borrels zal hebben aangeboden om hun enthousiasme aan te wakkeren.
Vervolgens liet men een tamboer 'den trom slaen' om aan de werkzoekenden
bekend te maken dat er geronseld werd. Deze techniek werd ook door de VOC en
de WIC toegepast, en trouwens ook bij het ronselen van zeelieden voor de kaap
vaart.3"
Tijdens de eigenlijke monstering werden de personen die zich aanboden, gekeurd.
Wanneer zij geschikt geacht werden, werden hun naam, afkomst, functie en
maandgage genoteerd op de monsterrol. Zeelieden die werden aangenomen, kre
gen vervolgens een of twee maandlonen 'op de hand' vooruitbetaald. Dit alles
gebeurde onder toezicht van de waterschout, die hiervoor trouwens zeer goed
betaald werd (soms meer dan 50 gulden). Vermoedelijk werd de waterschout na
de werving ook verantwoordelijk gesteld voor de zeelieden die hadden ingetekend.
Wat er in de tijdspanne tussen de werving en het aan boord gaan precies met hen
gebeurde, is onbekend, maar het kwam vaak voor dat een zeeman de benen nam
na het voorschot op zijn loon te hebben ontvangen (dit werd 'drossen' genoemd).
De waterschout was waarschijnlijk belast met het opsporen van deze 'gedroste' zee
lieden, want regelmatig kreeg hij een fikse vergoeding 'voor gedaene apprehensie
van weggeloopen volck'.3" Daarnaast werd hij soms aansprakelijk gesteld voor zee
lieden die absent waren bij het vertrek; de voorschotten op hun loon moest hij ver
volgens uit eigen zak terugbetalen.
De MCC lijkt op het eerste zicht weinig afhankelijk te zijn geweest van volkhou
ders, althans wat de werving in Zeeland betrof. In de scheepsboeken wordt soms