MIDDELBURGSE COMMERCIE COMPAGNIE
61
Bij de reizen naar Afrika bestond de bemanning voor meer dan 55% uit Zeeuwen.
Bij de vaart op West-Indië en de slavenvaart bedroeg hun aandeel respectievelijk
40,8% en 37,5%. Het feit dat voor de laatste twee soorten reizen meestal veel gro
tere bemanningen nodig waren, zal hierbij zeker een rol hebben gespeeld. Bij de
vaart op West-Indië (12,7%) en de slavenvaart (17,4%) was het aandeel van de
zeelieden uit de overige delen van de Republiek vergelijkbaar met dat van de
Duitsers en de Scandinaviërs. Op de schepen die een reis naar Afrika maakten, was
het ongeveer twee keer zo groot (13,6%).
Tot slot moet nog opgemerkt worden dat de MCC, evenals de VOC, ook perso
neel in dienst nam uit de regio's waarop ze handel voerde. Terwijl de VOC echter,
zeker vanaf 1780, in grote mate een beroep deed op Aziaten om haar schepen te
bemannen, gebeurde dit bij de MCC slechts sporadisch.47 De neger- of zwartma-
trozen op haar schepen werden enkel in dienst genomen als begeleiders van de sla
ven, of wanneer men tijdens de heenreis zoveel bemanningsleden was verloren dat
er niet genoeg blanke vervangers konden worden gevonden in de Afrikaanse of
West-Indische havens.
Kwaliteit van het zeevarend volk
Capabele bemanningen?
Het is zeer moeilijk om een duidelijk en volledig oordeel te vormen over de kwa
liteit van het zeevarend personeel op de schepen van de MCC. De informatie die
hieromtrent wordt gegeven in de bronnen, is schaars en fragmentarisch.
Hoogstwaarschijnlijk zullen bij de werving een aantal kwaliteitseisen zijn gesteld,
maar de schaarste aan bekwame zeelieden belette het handhaven van strenge selec
tiecriteria. Dit was zeker het geval wanneer er zeelieden uit Amsterdam of
Rotterdam moesten worden aangevoerd. Het is dus niet verwonderlijk dat er wel
eens klachten waren over de kwaliteit van het scheepsvolk. Soms werden deze zeer
expliciet geformuleerd. Zo schreef kapitein Evert Blonkenbijle op 9 januari 1741
in een brief aan de directeuren het volgende over zijn bemanning:
voor 't overige kan U Wel Edele Heeren in alle serieusheid betuijgen, dat zo lang ik ter zee hebbe
gevaaren, nog nooijt zo slegt en ongezond volk gevoerd hebbe, want ik onmogelijk met dat volk mijn
reijze kan volbrengen, en ook geen volck hebben om met de vaartuijgen te vaaren, waar meede wij
onze reijze moeten makenhoope dat den Almogende ons in zijn bescherminge gelieve te neemen,
en met zijn zeegen agtervolgen?8
Dergelijke negatieve beoordelingen van de gehele bemanning kwamen echter zel
den voor. Meestal hadden de klachten slechts betrekking op een of enkele beman
ningsleden. Van 34 zeelieden (minder dan 0,5% van het totale aantal opvarenden)
weten we dat ze gedegradeerd of ontslagen werden wegens onbekwaamheid. Van
hen voeren er 24 op een slavenschip, acht op een schip met West-Indië als bestem
ming en twee op een schip dat naar Afrika voer. Meestal hield men het bij een
korte opmerking als 'van zijn dienst gezet' of 'in gage vermindert wegens onkun
de'. In sommige gevallen gaf men echter meer uitleg, en krijgen we inzicht in de
precieze redenen waarom iemand gedegradeerd werd en hoe dit in zijn werk ging: