MIDDELBURGSE COMMERCIE COMPAGNIE
63
een wapen. Zo werd Jan Noels, konstabelsmaat op Het Hof Van Zeelandop 2 juni
1743 in de boeien geslagen nadat hij de konstabel tijdens een ruzie een messteek
had gegeven.51 Een keer was er in een brief aan de directeuren ook sprake van
zedenschennis:
Aan den 20 desembris 1774 is mijn rapport gedaan door de bootsman uijt orders van het volk
wegens den bootsmansmaat genaamt Nicolaas Perij beschuldight met sodomoterij door 3 jongens
alwaar hij betselven mede beeft willen plegen, genaamd Pieter de Haas, Adriaan van Delf en
Johannis Joanisse. Waarop wij scheepsraadt beleijdcn om den bootsmansmaat in presentie van zijn
beschuldigers ondervraght hebben hetgeen hij ontkenden, waarop wij in den scheepsraadt goet
gevonden hebben om alle onheijlcri te meijden die alhier uijt souden kunnen spruijten denselven
bootsmansmaat in de boeijen te sluijten ter plaatse al waar hij zijn verantwoording kan doen7
Het meest voorkomende 'misdrijf' was desertie. Gemiddeld deserteerde een op de
twintig zeelieden, maar het aantal deserteurs verschilde sterk van reis tot reis. De
redenen waarom iemand deserteerde, zullen van geval tot geval verschild hebben,
maar meestal blijven we onwetend over de motieven. De meeste deserteurs namen
de benen in een haven waar het schip had aangelegd. Daarom werd getracht de
bemanning zoveel mogelijk aan boord te houden. Soms liep bemanning weg wan
neer zij ergens aan land werden gezet om hout of drinkwater te zoeken. Men deed
altijd zijn uiterste best om weggelopen zeelieden terug te vinden. Zo werd
Anthonij Laurens, die op 15 december 1766 wegliep van de Vrouw Johanna Cores
gedurende meer dan vijf uur achtervolgd.'5 Laurens had echter geluk, want hij wist
te ontkomen. Wanneer een gedeserteerde zeeman bij de kraag werd gevat, werd
deze doorgaans gewoon terug in dienst genomen. Gezien de schaarste aan zeelie
den, kon men het zich immers niet permitteren om zomaar zeelieden te ontslaan
of gevangen te zetten.
Lonen en bijkomende verdiensten54
De bespreking van de lonen is opgedeeld in twee periodes: 1720-1755 en 1755-
1802. Het bleek wenselijk een onderscheid te maken tussen deze tijdvakken
omdat de door de MCC betaalde lonen een opmerkelijke wijziging ondergingen
na ongeveer 1755. Voordien waren er wel schommelingen in de gages van de offi
cieren, specialisten en het gewone scheepsvolk, maar gemiddeld bleef het loonpeil
voor de verschillende functies gelijk. Vanaf het midden van de eeuw kwam hier
echter verandering in. Ondanks het feit dat er grote verschillen waren tussen de
uiteenlopende functies aan boord, kan men stellen dat de MCC in de tweede helft
van de achttiende eeuw is overgegaan tot een algemene verhoging van de lonen.
Er waren nog steeds schommelingen, maar het gemiddelde loon werd voor de
meeste functies opgetrokken. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen de
verschillende soorten reizen. Een vergelijking met haar belangrijkste concurrenten
leert ons dat de MCC de enige was die met een algemene loonsverhoging rea
geerde op de daling van de reële lonen die zich rond het midden van de eeuw voor
deed. Deze actieve loonpolitiek heeft haar positie op de Zeeuwse arbeidsmarkt
voor zeelieden ongetwijfeld positief beïnvloed.