MIDDELBURGSE COMMERCIE COMPAGNIE 69 Besluit Concluderend kan gezegd worden dat de MCC wel degelijk hinder heeft onder vonden van de kwalitatieve en kwantitatieve achteruitgang van het zeevarend per soneel. In vergelijking met de Admiraliteit en de kamers Zeeland van de VOC en de WIC, deed ze het echter niet zo slecht. Het kostte de directeuren van de com pagnie beduidend minder moeite om in de eigen provincie scheepsvolk te vinden, en bovendien lijken zij hiervoor minder afhankelijk te zijn geweest van slaapbazen dan elders het geval was. Zeker bij de vaart op Afrika, maar ook bij de vaart op West-Indië en de slavenvaart bevonden zich aan boord van haar schepen door gaans ook minder buitenlanders, en de meesten van hen waren afkomstig uit re gio's die traditioneel gericht waren op de scheepvaart. Klachten over de vakkennis en het gedrag van het scheepsvolk kwamen voor, maar ze bleven beperkt en had den zelden betrekking op de gehele bemanning. De vaart op Afrika en West-Indië en de slavenvaart waren niet populair bij zeelie den. Vooral de reizen naar West-Indië en de reizen ter slavenvaart duurden relatief lang en brachten veel risico's met zich mee, waardoor degenen die zich enige kies keurigheid konden permitteren liever geen dienst namen op deze langeafstands- vaart. Toch slaagde de MCC er doorgaans beter dan haar concurrenten in, vol doende ervaren, Zeeuwse zeelieden aan te trekken. De belangrijkste verklaring hiervoor moet waarschijnlijk worden gezocht in het feit dat de compagnie beter betaalde. Reeds in de eerste helft van de achttiende eeuw bood de MCC hogere maandlonen dan haar rivalen op de Zeeuwse arbeidsmarkt, althans wat gewone matrozen, oplopers, scheepsjongens en het merendeel van de specialisten betrof. Terwijl de andere werkgevers niet of nauwelijks reageerden op de daling van de reële lonen na 1750, hebben de directeuren van de MCC dit wel gedaan, waardoor ze hun concurrentiepositie nog versterkten. Het feit dat de loonsverhoging niet van toepassing was op de hoogste, best betaalde functies zal hier weinig of geen invloed op hebben gehad. Het waren immers vooral de mensen uit de laagste klas sen die grote hinder ondervonden van de prijsstijgingen na 1750. Voor hen kon een paar gulden meer of minder het verschil maken en juist zij vormden de grote meerderheid op de arbeidsmarkt en de schepen. Tot slot moet nog worden opgemerkt dat de onderzoeksmogelijkheden met betrekking tot de zeelieden op de schepen van de MCC nog lang niet uitgeput zijn. Zo is er nog nauwelijks onderzoek gedaan naar het personeel van de MCC dat actief was in de binnen-Europese koopvaardij. De databank kan hierbij een handig hulpmiddel zijn. De gegevens over deze zeelieden zijn weliswaar schaarser en minder volledig, maar dit maakt de informatie niet minder interessant. Verder kan uit het regelmatig terugkeren van dezelfde namen worden opgemaakt dat ver scheidene zeelieden gedurende langere tijd in dienst bleven van de MCC. Met behulp van de databank en het archief van de MCC zou het mogelijk moeten zijn hun carrière van nabij te volgen. Ook dit zou een interessante invalshoek voor ver der onderzoek kunnen zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 71