EQUIPAGEMEESTERS VAN DE ADMIRALITEIT 79 namen. Maar van die activiteiten mag men zich echter geen al te grote voorstel ling maken. Om meer dan negentien linieschepen en fregatten ging het tijdens de achttiende eeuw immers niet. Deze werden met meer of minder regelmaat voor een zeereis klaargemaakt, gespreid over een periode van ongeveer tachtig jaar (1714-1795). Wel lagen er nog diverse schepen die gebouwd waren in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw - het jongste in 1699. Een paar van deze schepen, de lichtere, werden na de Spaanse Successieoorlog gebruikt. Dat moest wel, want de eerste nieuwbouw sinds 1699 vond pas in 1723 plaats. Het fregat de Oranje Galey uit 1691 bijvoorbeeld, werd nog tot 1737 uitgezonden. De zwaarde re schepen gingen bijna geen van alle na 1713 nog naar zee. Ze werden enkel onderhouden en twee ervan werden in 1736 nog grondig herbouwd.11 In Veere was de nieuwbouw feitelijk reeds in 1746 gestopt, maar het gelijknamige schip was toch niet het laatste. De laatste stuiptrekking die de vierde Engelse Zeeoorlog met zich meebracht, zorgde ervoor dat de Minerva in 1787 nog van sta pel liep. Doordat er tussen 1773 en 1781 geen enkel schip in Veere werd onder houden, bleef Vlissingen dus praktisch gezien als enige thuishaven in Zeeland over.1"' Dit mag echter niet overschat worden want de stad kon slechts bogen op een schamel aantal schepen. De Zeeuwse Admiraliteit had in de achttiende eeuw dus haar hoogtijdagen achter de rug. Toch zou de Admiraliteit nog tot 1795 actief blijven. Toen werden de Admiraliteitsraden, officieren, equipagemeesters en alle andere ambtenaren ont slagen en werd er een totaal nieuw kader opgericht, het Comité tot Zaken der Marine."5 Het ambt van de equipagemeester Alhoewel equipagemeesters reeds sinds de Opstand in functie waren in de Noord- Nederlandse havensteden, is het toch wachten tot 1597 op een echte regeling, en dus de officiële erkenning van dit ambt.17 Waarschijnlijk is de functie aan het begin van de Opstand in Veere en Vlissingen ingesteld door de Staten van Zeeland. In de rekeningen van de eerste thesaurier-generaal over de periode 1573-1576 wor den deze functionarissen immers reeds vermeld.18 Helaas is niet bekend vanaf welke datum er door deze eerste equipagemeesters precies werd gerekend. Een duidelijke omschrijving van het ambt in het midden van de zestiende eeuw kan moeilijk worden gegeven. Wel werd in 1577 de Veerse burgemeester Pieter Reygersbergh als eerste ammunitiemeester een functie die nauw samenhangt met het equipagemeesterambt in Veere aangesteld.19 Dit kan verklaard worden door de manier waarop aan maritieme oorlogsvoering werd gedaan binnen de opstan dige gewesten. Doordat deze lange tijd niet over een eigen uitgebouwde oorlogs vloot beschikten, waren ze dikwijls aangewezen op ingehuurde vissers- en koop vaardijschepen. Deze werden dan van voldoende bewapening voorzien om de strijd met de Spaanse vloot aan te gaan. Verder bekleedde Reygersbergh in 1589 het ambt van commies-stapelier van Zeeland. Deze functie betrof de verantwoordelijkheid over het arsenaal. Daarnaast was hij ook ammunitiemeester, in deze hoedanigheid had hij verantwoordelijkheid over de oorlogsvoering te water. In 1594 kreeg Reygersbergh het equipage-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 81