EQUIPAGEMEESTERS VAN DE ADMIRALITEIT 83 naast het arsenaal. Verder kreeg de equipagemeester dikwijls de hulp van een assistent-equipagemeester. Opnieuw waren het de Veerse en Vlissingse equipage meesters die een assistent op hun betaalrol hadden staan. Logisch, gezien het feit dat de voornaamste Zeeuwse marineactiviteiten zich in deze beide havens voorde den. Het bouwen, uitrusten en onderhonden van de Staatse oorlogsvloot Zoals reeds eerder werd vermeld had de Republiek tijdens de achttiende eeuw veel van haar pluimen verloren. De langdurige oorlogen aan het eind van de zeven tiende eeuw hadden hun tol geëist en de opstandige gewesten moesten zwaar bezuinigen. Dit had uiteraard gevolgen voor de Admiraliteiten. Hoewel zij in prin cipe in hun eigen onderhoud dienden te voorzien, deden heel wat Admiraliteiten regelmatig een beroep op de Sta ten-Generaal voor financiële hulp.31 Hoewel de bouw van oorlogsschepen tot het takenpakket van de equipagemeester behoorde werd deze activiteit in de achttiende eeuw tot een minimum terugge bracht. Zo liepen tussen 1714 en 1795 slechts negentien linieschepen van de Zeeuwse (lees: Vlissingse) scheepshellingen. De nadruk kwam dus meer op het onderhoud van 's lands oorlogsschepen te lig gen. In bepaalde periodes ging men zelfs weer schepen bij particuliere werven huren.32 Afb.5. De Admiraliteitswerf te Vlissingen, 1779. Gravure J. Arends. Zeeuws Archief coll. KZGW, Zelandia Illustrata 11-1290.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 85