96
FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT
De Admiraliteit was tevens een rechtsprekend orgaan dat misdragingen van
scheepsvolk, onderofficieren (voor zover de strafzaken niet aan boord werden afge
handeld) en overig eigen personeel berechtte.13 Verder was zij verantwoordelijk
voor de berechting van door commissievaarders (kapers) of oorlogsschepen opge
brachte schepen en goederen en voor de verdeling van de opbrengst daarvan. Ten
slotte was het college belast met de inning van de zogenaamde convooien en licen-
ten, een soort in- en uitvoerrechten, en de bestraffing van overtreding van het
plakkaat op de heffing ervan.
De Admiraliteit had voor de uitvoering van haar taak de beschikking over een
klein ambtenarenapparaat. De advocaat-fiscaal vertegenwoordigde het college in
rechtszaken en hield toezicht op de ontvangers van de convooien en licenten. De
secretaris verzorgde de notulen en de correspondentie, en de ontvanger-generaal
was verantwoordelijk voor de financiën van de Admiraliteit. Verder was er een klei
ne ambtelijke staf die bestond uit een griffier, drie klerken en een deurwaarder. Tot
1772 was de griffier tevens ontvanger van de amenden.14 Daarna werd deze func
tie uitgeoefend door een klerk. De 'facilitaire dienst' bestond uit een zogenoemde
kamerbewaarder, ongeveer zes bodes, een schoonmaakster, een opzichter van het
linnen en tin en iemand die belast was met de reiniging van het linnen en tin. In
de Middelburgse Abdij waren dus ongeveer 27 personen werkzaam voor de Admi
raliteit: negen of tien raden, acht ambtenaren en circa tien man ondersteunend
personeel.15
De Zeeuwse Admiraliteit had vier thuishavens: Middelburg, Vlissingen, Veere en
Zierikzee. In elk daarvan was een aantal 'officieren van justitie' aangesteld, negen
in totaal, en een zogenoemde 'equipage- en ammunitiemeester'. De laatste was ver
antwoordelijk voor de uitrusting en bewapening van de schepen. In Vlissingen en
Veere werd hij bijgestaan door een assistent en een 'comptoirknecht', in Zierikzee
alleen door een assistent. In Vlissingen en Veere waren commissarissen van het
bootsvolk aangesteld, elk met een assistent. Via hen verliep de betaling van gages,
voorschotten en werfpremies aan de scheepsbemanningen.16 De vendumeester was
verantwoordelijk voor de verkoop van opgebrachte schepen en goederen. Deze
functie werd veelal gecombineerd met die van equipage- en ammunitiemeester of
commissaris van het bootsvolk. Het toezicht op 's lands dok en de arsenalen werd
gehouden door een dokmeester in Vlissingen en een 'vrijman van 's lands arsenaal'
in Middelburg en Veere. De Admiraliteit had hiermee in haar thuishavens in totaal
circa 25 man in dienst.
De 'zeedienst' van de Admiraliteit telde aan de vooravond van de Spaanse Succes
sieoorlog (1702-1713) maar liefst veertien officieren: een luitenant-admiraal, een
vice-admiraal, een schout-bij-nacht en elf kapiteins. Na afloop van de oorlog daal
de het aantal kapiteins snel. In 1720 waren er zeven kapiteins, in 1749 nog vier en
tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) waren slechts een schout-bij-nacht
en drie kapiteins in dienst de luitenant-admiraal en de vice-admiraal waren
inmiddels wegbezuinigd.'7
In ruim dertig plaatsen had de Admiraliteit een kantoor waar de verschuldigde
convooien en licenten konden worden voldaan. Deze werden bemand door twee
paspoortschrijvers, circa zestig licentmeesters en commiezen en enige roeiers,
ongeveer zeventig man in totaal.
De admiraliteitsorganisatie telde in de achttiende eeuw in totaal dus ongeveer 130