7 In deze korte bijdrage wensen we de inbreng van de Gentse universiteit in het recente historische onderzoek over Zeeland te duiden als introductie op de drie hierna volgende Vlaamse bijdragen in dit jaarboek. De bijdrage van betreurde Arne Van Eessen is een onvoltooide symfonie samengesteld door enkele van zijn vele vrienden. De eerste Gentse speurtochten in de onbekende schatten van de Zeeuwse archie ven dateren al uit de late twintigste eeuw. In de voetsporen van de Vlaamse VOC- soldaat Carolus van der Haeghe, die zijn Oost-Indische avontuur begon in Zeeland, zochten we in 1993 met succes naar bronnen over de talrijke Middel burgse kroegen en logementhuizen rond 1700.' De uitstekende contacten met de Zeeuwse archivarissen lieten ons toe tijdens de volgende jaren onderzoek te ver richten naar Oostendse handelsnetwerken, smokkel en Zuid-Nederlandse visserij gedurende de achttiende eeuw in Vlissingen, Middelburg en Veere.2 Vooral archie ven consulteren in Veere vormde in de jaren negentig een belevenis: aan een oude eiken tafel in het historische stadhuis en met een boeiende Peter Blom als gids. De rijkdom van de Zeeuwse bronnen opende nieuwe horizonten voor een uitge breide en langdurige samenwerking tussen het Zeeuws Archief en de Universiteit Gent. Het feit dat de Zeeuwse archieven relatief weinig geconsulteerd werden (en worden) door studenten Geschiedenis en historici uit de Randstad stimuleerde de idee om Gentse historici in spe Zeeuwse onderwerpen aan te bieden voor hun licentiaatverhandelingen - de voorlopers van de huidige MA-dissertaties - en bij komende begeleiding en faciliteiten te verzekeren vanuit Zeeuwse hoek. Albert Meijer en Roelof Koops fungeerden als de Middelburgse trekkers. Roelof zorgde ervoor dat de Stichting Historisch Onderzoek Zeeland dit prille onderzoeksnet werk financieel ondersteunde. Binnen het Zeeuws Archief acteerden Albert en Ivo van Loo als aanspreekpunten om studenten wegwijs te maken in de verkenning van dit labyrint. Concreet betekende dit dat vanaf 2000 een eerste Gentse stu dente, Caroline Baeyens, regelmatig de ferry nam in Breskens om zich gedurende twee academiejaren te verdiepen in het bijna volledig bewaarde archief van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC). In het kader van wetenschappe lijke scripties rond thema's gerelateerd aan maritieme en overzeese geschiedenis tij dens de vroegmoderne periode startte zij in september 2000 haar studie naar het rendement van de slavenhandel opgezet door de MCC. Met de enthousiaste steun van Albert en Ivo leidde dit in 2002 tot een zeer geapprecieerde verhandeling over de organisatie van deze handelsmaatschappij en haar positie binnen de achttiende- eeuwse trans-Atlantische slaventrafiek.3 Na dit pionierswerk van Caroline Baeyens bood het college 'Introductie tot de maritieme bronnen een gedroomde gelegen heid om Gentse tweedejaarsstudenten Geschiedenis kennis te laten maken met de caleidoscoop van Zeeuwse archivalia die nog niet ontgonnen waren. Een jaarlijks bezoek van dertig tot vijftig studenten aan Middelburg resulteerde in de regelma tige aanwezigheid van drie tot zeven Gentse thesisstudenten binnen de muren van het Zeeuws Archief. Deze studenten genoten tevens een geprivilegieerde status voor het consulteren van publicaties over Zeeland in de Zeeuwse Bibliotheek. Globaal betekende dit dat in een periode van vijf jaar negentien verhandelingen werden voltooid, voornamelijk gebaseerd op bronnen bewaard in het Zeeuws Archief. Stukken van de Rekenkamer van Zeeland en die van de MCC werden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 9