THEATRUM ANATOMICUM
111
wiens 'heiligheid en goddelijke verlichting' hij uitvoerig beschreef en aanprees.139
Maar op dat moment was zijn rol als natuuronderzoeker al lang en breed geschiede
nis, net als trouwens de culturele rol van de toen net weer heropende Middelburgse
anatomiekamer.
De verdere lotgevallen van de anatomiekamer en de chirurgijnsgildekamer
Want hoewel het culturele hoogtepunt van de Middelburgse 'ontleedkamer' dui
delijk vóór 1680 valt, was daarmee nog geen definitief einde gekomen aan het
anatomieonderwijs in de 'Stads Anatomiekamer'. Hoe het verder ging, is al glo
baal bekend uit de publicaties van Fokker en Schoute. Aangezien deze publicaties
inmiddels meer dan een eeuw oud zijn, zal ik het vervolg hier kort resumeren en
waar nodig aanvullen met nieuw gevonden gegevens. Zoals gezegd overleed lector
Van de Voorde in 1678, na in totaal 36 leerlingen te hebben opgeleid, zo'n twee
chirurgijns per jaar. Daarna is de positie van lector anatomie gedurende vijftien
jaar vacant gebleven. Pas in 1693 werd van stadswege een nieuwe lector anatomie
aangesteld, te weten Philippus Maximiliaan Helvetius (overleden 1708). Hij was
de derde zoon van Johan Frederik Helvetius en Johanna Pels. De vader was een
bekende Haagse arts van Zwitserse afkomst, die niet alleen als geneesheer en ana
toom, maar ook als alchemist naam had gemaakt. Experimenten waren de nieuwe
lector dus letterlijk met de paplepel ingegoten. Helvetius was vanaf 1690 werkzaam
in de Zeeuwse hoofdstad, nadat hij in 1686 te Leiden was gepromoveerd en kort
daarop met een Middelburgse in het huwelijk was getreden.140 Zijn komst naar
Middelburg zorgde voor een duidelijke opleving van het Zeeuwse anatomieonder
wijs. Gelijktijdig met Helvetius' benoeming tot lector schafte het chirurgijnsgilde
zich een stel nieuwe gildepenningen aan141 en ook de anatomiekamer kreeg een
opknapbeurt, onder meer met een set nieuwe groene gordijnen.142
Maar na nog geen negen jaar in Middelburg werkzaam te zijn geweest, kwam aan
de Zeeuwse carrière van Philippus Maximiliaan een abrupt einde. Omdat Helvetius
in 1702 bij toeval betrokken raakte in een reeks ernstige politieke twisten, was het
met zijn Middelburgse lectorschap snel gedaan. Nadat hij korte tijd op het Gra
vensteen gevangen was gezet, werd hij vrijgelaten zonder dat het tot een echte ver
oordeling was gekomen. Helvetius kreeg niettemin ontslag en vertrok daarop naar
Rotterdam. Ook in de Maasstad zorgde hij voor een opleving van het anatomie
onderwijs. In 1705 werd Helvetius aangesteld als lector bij het ook in Rotterdam
al enige tijd ongebruikt staande theatrum anatomicum.143 In zijn Middelburgse
jaren had Helvetius zo'n dertig chirurgijns opgeleid. Met een gemiddelde van drie
per jaar was dat dus een duidelijk betere score dan zijn voorganger Van de Voorde.
Uit de in 1698 te Middelburg uitgegeven publicatie Teel-thuin van 't menschelijk
geslagt, alsmede een klare en naakte manier om een vrouw van baar kind te verlos
sen blijkt trouwens dat Helvetius' aandacht ook naar verloskunde uitging. Uit zijn
persoonlijke verzameling naturalia, die in 1708 door zijn weduwe aan het Rotter
damse stadsbestuur werd overgedaan, blijkt dat hij in Middelburg ook vrouwelijke
lichamen had ontleed. Een van de pronkstukken uit zijn collectie was een lintworm