ZEEUWSE MEISJES
9
Alvorens dat uit de doeken te doen, dienen eerst de belangrijkste feiten van deze
zaak gepresenteerd te worden. Wat hadden deze kinderen misdreven, hoe verliep
de procedure en hoe zat het met de uitspraak? Dan komt aan de orde de opschud
ding die in 1870 ontstond door de publiciteit in de dagbladen en in het Weekblad
van het Regt, is er een kijkje achter de schermen met behulp van archiefmateriaal en
bezien we hoe het de dramatis personaede kinderen en de andere betrokkenen, na
de overbrenging van de kinderen naar Montfoort is vergaan. Met enkele woorden
over de rechtsontwikkeling op dit terrein en over de actualiteit wordt dit relaas
afgesloten.
De feiten
De zusjes Bek wonen in het Zuid-Bevelandse Kwadendamme (dan nog deel uitma
kend van de gemeente Baarland, tegenwoordig van de gemeente Borsele). Het dorp
Kwadendamme telt omstreeks 1870 een kleine vierhonderd inwoners.10 Het ligt
zeker twee uur gaans ten zuiden van Goes. Van Kwadendamme naar het hoofddorp
Baarland is het in diezelfde richting nog eens drie kwartier lopen. Dan is het nog
maar twintig minuten naar de Westerschelde. Het zijn afstanden die men in die tijd
gewend was lopend af te leggen, maar twintig kilometer, namelijk Kwadendamme-
Goes vice versa (vier uur) vond men voor een kind van vijf echt te lang. Waarom
zeven en een half jaar gevangenisstraf niet te lang gevonden werd, zal eveneens nog
blijken.
In het vonnis van de rechtbank Goes zien we dat de Baarlandse gemeenteveldwach
ter Adam Mulder in een drietal processen-verbaal heeft vastgelegd dat beide kinde
ren eind juli en begin augustus 1868 zich tot drie keer toe toegang hebben verschaft
tot een huis bij hun in de buurt en daaruit onder meer diverse kledingstukken,
allerlei naaigerei en ook een geldbedrag van 17,50 hebben gestolen. Meer dan
alleen Zeeuwse babbelaars dus. Benadeeld zijn de hoofdbewoner van het huis, en
een inwonende dienstbode.
Op 28 september vindt de - openbare - zitting van de rechtbank in Goes plaats.
Alleen de oudste beklaagde, zoals een verdachte in die tijd werd genoemd, Maria,
is verschenen. Een advocaat heeft zij niet. Wel is een vijftal getuigen verschenen,
onder wie de eerder genoemde veldwachter. Zij leggen hun verklaringen af. Maria
Bek merkt hierbij op dat zij deze feiten inderdaad gepleegd heeft, samen met 'hare
zuster', en dat zij 'voor het geld gesnoept' heeft. Ten slotte verklaart zij nog dat
Geertje haar tot dit alles heeft aangezet. Dit detail is door de autoriteiten die zich
in 1870 over het vonnis van de Goese rechtbank hebben gebogen, over het hoofd
gezien, of ze hebben er geen geloof aan gehecht en zonder meer aangenomen dat
het oudere kind de leiding heeft gehad.
In zijn requisitoir vraagt de officier schuldigverklaring van de beide kinderen aan
wat hun ten laste wordt gelegd. De kwalificatie ervan levert geen problemen op,
ook later niet, toen de zaak in de publiciteit kwam. Het gaat hier om wat de Code
Pénal 'wanbedrijven' ('délits') noemde, te weten: 'twee diefstallen in bewoonde
huizen door twee personen door middel van inklimming en [één] diefstal in een
bewoond huis door twee personen'.11 Wat de eis en het vonnis betreft waren er
verschillende mogelijkheden. We vinden ze in de artikelen 66 tot en met 69 van