138
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
THEATRUM ANATOMICUM
brief van Antonius de Heyde is de enige van hem die [in afschrift] bewaard is gebleven.
De brief d.d. 21 oktober 1692 is gericht aan Johannes van de Claver (overl. 1694), een
man die sedert 1671 kerkenraadslid te Middelburg was. UBA, Handschrift XIV G 9.
De Man, 'De Heide', 26, die hier een door Pieter de la Rue in het begin van de acht
tiende eeuw opgetekend getuigenis aanhaalt van een Amsterdamse neef van De Heyde.
Het aangehaalde getuigenis openbaarde De Heyde in 1698 in een brief aan de Engelse
theoloog en natuurfilosoof George Garden, de leider van een mystiek-piëtistische groep
in Aberdeen, die eind jaren negentig een aantal van Bourignons werken in het Engels
vertaalde. Zie: A. Bourignon, An Admirable Treatise of Solid Virtue translated from
the original French, Amsterdam 1698. De Heydes brief is afgedrukt in de 'Introduction'.
Zie: 'A dissertation of Dr. Ant. De Heyde, famous physician of Middleburg in Zealand,
concerning the sanctity and divine illumination of Antonia Bourignon', in: [G. Garden],
An Apology for M. Antonia Bourignon, London 1699, part III, 245-260.
De echtgenote van Philippus Maximiliaan Helvetius was Johanna Cornelia Thielenus
(overl. 1723), de dochter van de Middelburgse predikant Johannes Thielenus en zijn
vrouw Susanna van Baerle.
De gildepenning van 1693 werd gemaakt door Willem du Pré, stempelsnijder bij de
Zeeuwse Munt naar voorbeeld van de penning uit 1661Het omschrift luidt: DE HEER
BURGM STEVEN VOET OVERDfEKEN]: IOHAN BERCKMAN D[EKEN], Op
de keerzijde staan de namen: AERNOUT VAN [DE]R BEEKE, IOHAN EVERTSE
BLR (Beleder), SAMUEL BOONE BOECR. (Boekhouder). Vgl. De Man, 'Een onbe
schreven penning', 124 en 129. Een exemplaar van deze penning, gemerkt 'no 10', is in
het Rijksmuseum te Amsterdam, nr. NG-VG-7-468.
H.M. Kesteloo, 'De stadsrekeningen van Middelburg VII (1650-1675J', en idem, 'De
stadsrekeningen van Middelburg VIII (1675-1700J', Archief vroegere en latere mededee-
lingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen 8 (1901) 1-82 en 83-135.
Vgl. Van der Bijl, Idee en Interest. De Moulin, 'Theatrum Anatomicum Rotterdam'.
Zie ook: Philip Maximiliaan Helvetius, De heerlykheit der genees-, heel- en ontleedkunden
vertoont in ene eerste rede, uitgesprooken door Philip Maximiliaan Helvetius, dokter der
geneeskunst; by den aanvang zyner bedieninge, als chirurgie: et anatomie: lector der stadt Rot
terdam, 's-Gravenhage 1705.
De Moulin, 'Theatrum Anatomicum Rotterdam'.
Fokker, 'Losse bladen', 344.
Vanaf 1716 ontving Helvetius 13:6:8 als 'toelegh' als lector in de ontleedkunde. Van
1727-1739 was dit bedrag 38:16:8, inclusief het ontleden van vier lijken. Vóór 1727
was Helvetius voor bijzondere ontledingen af en toe afzonderlijk betaald. Zo ontving
hij in 1720 2:12:6 'voor het schouwen en openen van het dode lichgaam van Jurry
Lovijn, sijnde doot gestoken'. In 1725 kreeg hij 10 voor het ontleden van drie 'men-
schenlichaamen' en in 1727 3:6:8 voor het anatomiseren van een dood lichaam'. Zie:
Kesteloo, Stadsrekeningen, 123 en 134.
Fokker, 'Losse bladen', 344.
De beker wordt genoemd bij Dirks, Gildepenningen, 330. De glazen bokaal droeg als
opschrift: De goede Eendragt van het Maandelijksche Collegie der Medicinae Doctores
Chirurgi binnen Middelburg in Zeeland.
Aarnoud Helvetius, Verhandeling der jigt offlerezyn, Middelburg 1736, en idem, Verhan
deling van sommige zaken, die tot de opvoeding der eerst- en jong-geboorne kinderen, zoo bin
nen als buiten de kraam-kamers, opzigt hebben, Middelburg 1738, voorgedragen in resp.
de 23e en 45e 'maandelijksche Genees- en Heelkundige bijeenkomst te Middelburg'.
Fokker en De Man, De gestichten en openbare gebouwen van Middelburg, vermeldt dat
op de schoorsteen vermeld stond: 'Anno 1737 was overdeken dhr. en mr Jan Steen-
gracht, pensionaris dezer stad enz. Pieter Vrolichart deken, Pierre Bertrand en
Jan Craan beleeders Anthony Jonasz. Rozevelt busmeester.'