164 ZELFPORTRET besloot naar 't Ziekenhuis te gaan en daar werd ik volgens een nieuwe methode electrisch gebrand. Ik was daar van 13 Augs af vier weken en wat ik leed is met geen pen te beschrijven. Enfin: ge weet zelf, hoe ellendig ik daar toen lag. In deze 4 weken werd ik twee keer gebrand. Toen ging ik naar huis, maar was een veertien dagen later al weer terug. Toen bleef ik er 14 dagen en werd nog eens gebrand. Volgens de dokter was ik er toen 'vanaf'. Ik verheugd naar huis en werkelijk: ik werd sterker, maar 't urineeren ging niet best. Omstreeks half Nov. kreeg ik weer hevige koorts. Dit kwam door een blaas-ontsteking. Onze huisdokter begon toen met spoelen, elke dag. Maar m'n eetlust was weer gering. Toch was dat spoelen heilzaam. Vrijdag na Nieuwjaar kreeg ik op een andere plaats een ontste king. Hierin zag dokter weinig gevaar en inderdaad: het beterde daar gauw. Om kort te gaan: ik ben nu sedert 14 dagen weer ferm aan 't eten en voel m'n krachten toenemen, zoodat ik hoop half Febr. weer naar school te kunnen. Jammer dat het urineeren nog niet vlot gaat. Dit komt, doordat er nog een kleinigheid in de weg zit. Dit moet nog weg gebrand worden, maar 't moet volgens zeggen der dokters maar 'n wissewasje zijn en beide: de chirurg en de huisdokter voorspellen een vol ledig herstel. Dat geeft dus moed. Ge begrijpt dat ik in al die tijd niets uitvoerde. Toch stuurde ik de dialectlijsten nog naar mej. Ghijsen.91 Om U de waarheid te zeggen heb ik me geërgerd aan de artikelen van Leo v. Breen in Eigen Volk over Zeeuwschepoësie.92 Gedichten, in Zeeland geschreven, zijn nog geen Zeeuwsche gedichten en wat hij schrijft over z'n Volksliedjes is op z'n zachtst uitgedrukt onwaar. Zoo goed als alles daarvan behoort allang tot het verleden. Maar 'k zwijg er verder over. 'k Zou over dat en over zoo veel andere zaken liever eens praten. Moge het me gegeven zijn, dat de tijd daartoe niet verre af zij. M'n vrouw laat U haar hartelijke groeten overbrengen. Ik voeg de mijne daarbij en blijf gaarne Uw Vriend Poldermans 'De Garve' [21] April 31 Zeer geachte Heer en Vriend. Ongetwijfeld hebt ge U reeds meermalen verwonderd over het feit, dat ik totaal niets van me liet hooren. En die verwondering is misschien wel om geslagen in eenige ontstemming. Indien dit laatste het geval mocht zijn - wat me zèer zou spijten - hoop ik, dat deze brief U milder moge stemmen. Toen ge me in 't ziekenhuis bezocht was ik er miserabel aan toe. M'n prostaat was toen voor de eerste keer gebrand. De pijnen die ik heb uitgestaan zijn niet te beschrijven. Dat branden, gepaard met voortdurend catheteriseeren werd nadien nog 4 x herhaald. 't Wou maar niet. Zes weken lag ik in 't ziekenhuis en toen ik er uitkwam was ik dood zwak en bleef het.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 166