186
ZELFPORTRET
hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde in Utrecht van 1915 tot 1946, promotor
van Meertens.
15 Mogelijk schrijft Poldermans in het eerste deel van de correspondentie 'bezonder', later
in ieder geval 'bizonder'. Ik heb de spelling genormaliseerd tot 'bizonder'.
16 Poldermans geeft in zijn tekstuitgave geen beschrijving van de handschriften die hij
gevonden heeft. In enkele noten spreekt hij van een 'ingelast vel' (bladzijde 72, noot
2) en van een ouder handschrift, vgl. bladzijde 86, noot 1. Een sobere maar duidelijke
beschrijving biedt Hummelen, Repertorium133-134, waar blijkt dat er twee handschrif
ten zijn, een van 1609 en een dat door een kopiist in 1709 is afgeschreven.
17 In zijn uitgave merkt Poldermans op (bladzijde 25, noot 4) dat hij dat Nepos niet kan
thuisbrengen. Met betrekking tot de volgende zin noteert hij (noot 5):'Met mijn perten
nare met mijn streken (parten) naderbij kom'. Hij voegt er enkele verwante plaatsen
uit Huygens bij. De gehele toelichting van Meertens en Poldermans biedt de lezer echter
weinig soelaas voor de merkwaardige passus 'Hoe Nepos ist dat ick den jancker met mijn
perte nare Hij sterft noch mertelare //van Venis, de godinne'. Een groot deel van het
raadsel lijkt oplosbaar als Nepos opgevat wordt als aangesproken persoon. Het betreft
hier immers een dialoog tussen twee zgn. sinnekens die elkaar traditioneel aanspreken als
'neef' of 'cousijn' etc. M.a.w. de betekenis zou kunnen zijn: 'Hoe vind je het, Neef, dat
ik met mijn streken de janker benader, hij sterft nog als martelaar van de godin Venus'.
Janker betekent 'minnaar, vrijer', niet 'iemand die jankt', vgl. WNT i.v. janker. De aan
spreking Nepos komt in deze betekenis en functie ook in andere rederijkersspelen voor,
vgl. G.J. Steenbergen (red.), De bekeeringe Pauli, Zwolle 1953, 28, die eveneens verwijst
naar C.G.N. de Vooys, 'Apostelspelen in de rederijkerstijd' (uit 1928), maar herdrukt in
zijn Verzamelde letterkundige opstellenAntwerpen-Amsterdam 1947, 9-36. De aanspre
king Nepos niet in het standaardwerk over de sinnekens: W. Hummelen, De sinnekens in
het rederijkerstoneel, Groningen 1958.
18 Deze passage in de editie van Poldermans, bladzijde 21. De betekenis is op grond van de
voetnoten van Poldermans: De goddelijke adem schijnt muscaat te zijn. Het schijnt alle
verstand te boven te gaan.
19 Catharina C. van de Graft (Tholen, 1874-Utrecht, 1969) was lerares te Utrecht, stu
deerde Nederlandse taalkunde en letterkunde en promoveerde op Middelnederlandse
Historieliederen Epe, 1904. Ze gaf in 1918 een bundel Marialegenden uit en had grote,
professionele belangstelling voor folklore waarover ze ook publiceerde. Meertens schreef
haar levensbericht in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
(1971-1972) 143-149.
20 Adriaan Meerkamp van Embden (Rotterdam, 13 nov. 1882-Middelburg, 8 febr. 1954),
studeerde rechten te Leiden en werd na zijn studie benoemd aan het Rijksarchief in Mid
delburg, waarvan hij in 1921 rijksarchivaris werd, een functie die hij tot 1943 bekleedde.
Meerkamp (lid van de NSB) aanvaardde in 1942 het burgemeesterschap van Middel
burg. Van 1921 tot 1941 was hij secretaris van het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen. Hij publiceerde talloze historische en archivalische opstellen en boeken.
21 Gerrit Hendrik Kersten (Deventer, 6 augustus 1882-Waarde, 6 september 1948). Neder
landse theoloog en predikant van de Gereformeerde Gemeenten, alsmede politicus van
de SGP. Een man van grote invloed. Na een korte periode als onderwijzer (1899-1902)
begon hij zijn kerkelijke loopbaan in Meliskerke. Daarna in Rotterdam (1906-1912),
Yerseke (1912-1926) en vanaf 1926 tot zijn overlijden in 1948 weer in Rotterdam.
22 Pontus Heuterus: verlatiniseerde vorm van Pontus de Huyter of Heuter (1535-1602),
zoon van de schout van Delft, studeerde in Leiden en Mechelen. Na Frankrijk bezocht
te hebben, werd hij geestelijke en tot kanunnik benoemd. Op de vlucht voor de geuzen
begaf hij zich naar de Zuidelijke Nederlanden, waar hij onder andere kanunnik te St.
Truiden werd, waar hij overleed. Behalve een groot aantal Latijnse werken, schreef hij
een Nederduitse Orthographie (1581). Poldermans zal in zijn brief De Heuters Latijnse
geschiedenis van de hertogen van Bourgondië bedoelen: Rerum Burgundicarum libri sex