196
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
ZELFPORTRET
Totus tuus: geheel de uwe.
Het betreft hier een streekroman van A.K. Straatsma, aanvankelijk (ca 1920) gepubli
ceerd onder de naam Blijdschap in den hemel (Neerbosch Boekhandel), later onder titel
De Gantelboer. Deze roman schijnt nog steeds in orthodoxe kringen gelezen te worden.
Het is een roman waarin een hereboer een geweldige zielestrijd voert tussen zelfbewust
heid en schuldaanvaarding, tot hij, na wanhopig verweer, door een woord van een ster
vende vrouw de weg tot vrede vindt, aldus ongeveer de aanprijzing in een brochure
van uitgeverij T. Wever (Franeker, 1981). Deze roman zal het onderwerp van Meertens'
radiopraatje geweest zijn. Hij was gek op streekromans.
Meertens leende Poldermans: J. van Vloten, Nederlandsche geschiedzangen: naar tijdsorde
gerangschikt en toegel, 2 dln., Amsterdam 1852-1864.
Geuzenboekje: mij is het niet gelukt uit te vinden voor welk jeugdboek of verhaal Pol
dermans deze informatie nodig had. Er is van Poldermans' hand een jeugdroman die in
de Tachtigjarige Oorlog speelt en wel vooral op Schouwen, echter De katuil: een historisch
verhaal uit den Tachtig-jarigen oorlog (Alkmaar: Kluitman) is in 1921 verscheen. Bij mijn
weten heeft Poldermans in of na 1935 geen jeugdboek meer geschreven.
Meertens leende Poldermans (of een deel van): J.C. de Jonge, Geschiedenis van het Neder
landsche zeewezen, 5 din., 2e dr., Haarlem 1858-1862.
Dr. J.F.O. Huese was chirurg in het voormalige ziekenhuis te Noordgouwe en werkte
eveneens in Goes. Hij was een Afrika-kenner en over zijn reizen hield hij vele lezingen
met lichtbeelden.
Voor gaaischieten, de stenge en de prang: WZD i.v. prang met instructieve tekening. Vgl.
het informatieve artikel van L. Lockefeer 'Gaaischieten in Zeeuwsch-Vlaanderen', Ons
Zeeland 1936, nr. 30, 23 juli 1936.
Edgard Blancquaert, (1894-1964), taalkundige (germanist), foneticus en dialectoloog.
Langdurig hoogleraar aan de Universiteit van Gent, ook bestuurder (rector), korte tijd
minister, grondlegger van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen (RND). De opmerking
van Poldermans zou betrekking kunnen hebben op een verhuizing van Blancquaert van
Gent naar Mariakerke ten westen van Gent.
Zie Poldermans' brief van 'mei 1929' waar voor het eerst van dit conceptartikel wordt
gesproken.
Het betreft hier Groot-Nederlands Boerenboek, onder red. van Anne de Vries, met medew.
van D.A. Poldermans en P.J. Meertens, Nijkerk ca 1930. De bijdrage van Poldermans:
blz. 158-176, onder de titel 'Te Laete'. Poldermans figureert hier tussen auteurs van
streekromans als Antoon Coolen, Ernest Claes en Emile Buysse om er maar enkele te
noemen.
Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand. Studiën over de Noordnederlandsche beschaving
in de zeventiende eeuw2 dln., Haarlem 1882-1884. Het gezochte citaat in deze editie,
bladzijde 309-310, in het vierde hoofdstuk over Erasmus: 'De middelburgsche abten
waren mannen van de wereld, niet zonder zin voor architektuur, voor de beeldhouw- of
de schilderkunst. De volksverbeelding van den natijd had reden hunne abdij met twaalf
torens te tooijen. Albrecht Dürer heeft in 1521 met onderscheiding kunnen spreken
over eene Kruisafneming van Jan Gossaert boven het hoogaltaar hunner kerk. Hadden
de beeldstormers van 1566 en de vlammen van 1567 minder verwoestingen aangerigt,
misschien bewonderden wij nog op dit oogenblik hunne graftombe van graaf Willem II.
Men beweert dat hunne boekerij, in 1492 vernield door een brand, zeldzame en kostbare
werken behelsde. Doch aan de wetenschap bewezen zij geen diensten. Zelfs is gedurende
al den tijd van haar bestaan uit hunne stichting niet één kronijk voortgekomen, belang
rijk of onbelangrijk.'
Het betreft hier van J. Verdam (hoogleraar Nederlandse Taalkunde), Uit de geschiedenis
der Nederlandsche taal, waarschijnlijk kreeg Poldermans de vierde door F.A. Stoett her
ziene druk. Zutphen 1923.
Meertens besprak geregeld streekromans e.d. voor de radio, waarvoor hij volgens een