212 JAARVERSLAGEN 2008 gearriveerd en er is een start gemaakt om de voorwerpen hierin over te pak ken. De bottenvistocht Van inschepen tot binnenhalen: Het belooft een goede dag te worden, de weers voorspellingen zijn goed, pas laat in de middag is er kans op een bui. Op de han delskade in Hansweert staan een heleboel enthousiastelingen te trappelen om in te schepen. Schipper Jaap Schot zal hier vanuit Zierikzee met de ZZ 10 aanmeren om ons op te halen. Een bont gezelschap, dat al in Zierikzee is aangemonsterd, groet ons van grote afstand bij het naderen van de kade. Snel is iedereen aan boord en zoekt een plekje om de tocht naar Terneuzen zo comfortabel mogelijk door te brengen. Intussen worden oude en nieuwe ervaringen uitgewisseld en hechte banden gesmeed. Tegen de middag komen we aan bij de 'Griete'. Dat is officieel de Margaretapolder, maar die naam kent waarschijnlijk maar een enkeling die van 'd'n overkant' komt. Hier gaan de beide korren overboord in de diepe Put van Terneuzen, en dat onder belangstelling van vele oude rotten en wat nieuwelingen. Onder de nieuwe gezichten bevindt zich de directeur van het Zeeuws Museum. De ene na de andere trek levert weer een flink aantal botten en schelpen op. Uit eindelijk zijn dat er zoveel dat de voorplecht op een waar fossielenkerkhof gaat lijken. De specialisten smullen weer van deze schijnbaar onuitputtelijke bron van allerlei fossielen. Ondanks het feit dat in principe alle vondsten aan het Zeeuws Genootschap voorbehouden zijn, verdwijnen er af en toe toch zaken in privé zak ken. Vooral haaientanden zijn geliefde objecten. Niet dat alles persé in de genoot schapscollectie opgenomen moet worden, maar overleg in deze is zeker wenselijk. De door de schipper c.s. aangeboden mosselen en heerlijke wijn uit 'Schouwen en Druivenland' worden met smaak genoten. De ook aanwezige oude schipper en zijn echtgenote komen de vangsten inspecteren en genieten zichtbaar van de uitbundige verhalen. De vangst: Na enige keren slepen en ophalen van de korren klinkt een luid gejuich onder de deelnemers. Een schedel van een miocene spitssnuitdolfijn Choneziphius sp.) valt op het dek. Dit is het tweede exemplaar dat hier door de ZZ 10 wordt opgevist. De vangst brengt het totaal in de genootschapscollectie op zes schedels van deze soort. Verder worden aangetroffen: een volledige bulla (binnenoor klankkast) van de voorloper van de Groenlandse walvis, diverse wervels en schedelfragmenten en eveneens diverse goed geconserveerde binnenoor botten (periotica, bulla's) van meerdere walvisachtigen, een rib van een zeekoe (eveneens uit het Mioceen), een kleine stoottand van een mammoet of bos-olifant en een fragment van een ren diergewei, het eerste exemplaar van deze locatie. Ook komen er deze keer weer veel oligocene septariënknollen op het dek, waarbij er enkele zijn met mooie calciet- en pyrietkristallen. Een aantal knollen met borende mollusken wordt voor nadere inspectie meegenomen. Er zijn verder diverse interessante fossiele schelpen uit het Mioceen en Plioceen. Hiervan wordt een kleine selectie gemaakt, die interessant genoeg is om in de genootschapsverzameling te worden opgenomen. De rest wordt gretig onder de aanwezigen verdeeld. Over een aantal zeer grote en zware exempla ren van de gewone oester valt nog iets nieuws te melden. We hadden eerder al het vermoeden dat deze vorm uit het Vroeg-Plioceen stamt. Nu worden we op onze wenken bediend: één exemplaar laat duidelijk zien dat deze de fossiele mantelschelp Pecten grandis als substraat had uitgekozen. Omdat deze Pecten-soon veelvuldig in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 214