Na het Goese vonnis van 1868
20
ZEEUWSE MEISJES
Datzelfde geldt, zij volledigheidshalve opgemerkt, voor correspondentie met Bin
nenlandse Zaken over het optreden tegen jonge bedelaartjes. Of ging het daarin
vooral over de vraag wie de kosten hiervan moest opbrengen? Opvallend is dat
de financiële consequenties in al die correspondentie niet met zoveel woorden ter
sprake komen. Dat betekent natuurlijk niet dat we zonder meer mogen aannemen
dat het 'Geen cent te veel!' geen rol heeft gespeeld.
De verdere lotgevallen van de verschillende betrokkenen na de veroordeling van de
zusjes Bek heb ik minder uitvoerig onderzocht dan de zaak zelf. Hier volgen een
aantal saillante punten. Enig bladeren in de Staatsalmanakken uit de jaren zeventig
en tachtig maakte aannemelijk dat de carrières van de magistraten uit 1868 en 1870
in het algemeen niet van deze affaire te lijden hebben gehad. Een uitzondering
dient mogelijk te worden gemaakt voor De Knokke van der Meulen. Als kandidaat
voor een zetel in de Provinciale Staten van Zeeland kreeg hij last van verwijten over
zijn optreden in de zaak van de zusjes Bek. In 1871 nam hij ontslag en verhuisde hij
naar Nijmegen, maar de reden hiervoor is niet duidelijk geworden. Was het teleur
stelling? Speelde de naderende opheffing van de rechtbank Goes (1877) hierbij
een rol? Van acute gezondheidsproblemen was waarschijnlijk geen sprake: in 1886
overleed hij en een jaar voor zijn dood nog werd hij bestuurslid van de Maatschap
pij tot Exploitatie eener Velocipèdebaan te Nijmegen.45
Wat in de ingezonden stukken in het Weekblad van het Regt al naar voren kwam,
bleek in Montfoort duidelijk praktijk te zijn. Daar werd geen of weinig verschil
gemaakt tussen gevangenen (zoals de zusjes Bek) en zogenaamde 'opvoedelingen'.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit een verzameling 'beknopte biografieën' die in Montfoort
werden opgesteld van meisjes uit beide categorieën. Uit het biografietje van Maria
Bek is af te leiden dat men zich bij de meisjes die daar officieel als gevangene ver
bleven, niet beperkte tot opsluiting. Een citaat:
Hoewel niet helder van hoofd, gaf zij toch blijken van grote leerlust, waardoor zij dan langzame
vorderingen maakt, in de hoop wanneer haar straftijd geëindigd was, zij voldoende kennis voor
haren stand zou verkregen hebben, iets waarvan zij de behoefte meer dan eenig ander meisje besefte.
Doch dit doel heeft zij niet bereikt, niet eens ten halve, want na hier ruim IV2 jaar vertoefd te heb
ben, werd zij op vrije voeten gesteld, om weder naar Baarland te vertrekken naar haren vader, die
weinig verdienende en dat weinige nog verdrinkende, zich in het geheel niets aan de kinderen liet
gelegen liggen, ten gevolge waarvan Maria dan bezorgd is te Hoedekenskerke bij een'Jacobus Doene,
bij wien zij als kindermeisje diensten verrig en op welke plaats hare grootmoeder woont, die welligt
het vaderlijke en moederlijke toezigt over Maria houdt.
Gelukkig mochten Maria en Geertje de gevangenis verlaten, zoals sommigen het
zullen hebben bekeken, jammer vonden de bewakers het en misschien ook de kin
deren zelf en hun omgeving. Ook Geertje kwam bij haar oma terecht, zoals trou
wens eveneens hun broer, Marinus, eind 1869, toen zijn zusjes nog in Montfoort
zaten.46 Enige jaren later vertrok Geertje, net als haar oudere zus, naar Rotterdam,
waar zij als dienstmeisje aan de slag gingen. Maria werd niet oud, Geertje trouwde