ZEEUWSE MEISJES 21 Afb. 4. Overlijdensannonce van Maria Bek. Over het verblijf van Maria en Geertje Bek als 'dienstmeid' en 'werkster' in Rotterdam is in adresboeken die zich in het gemeentearchief Rot terdam bevinden, het een en ander te vinden. A. Jansen die ook op het adres Lange Baanstraat 8 woonde, was een sigarenmaker. in 1895 met iemand die net zo'n korte achternaam had als zijzelf. Hij had ook in de gevangenis gezeten, wegens 'desertie in vredestijd'. Over dat alles is in de volgende noot veel meer te vinden.47 Het ging in 1870 natuurlijk om de concrete belangen van deze kinderen en het doen en laten van officieren en rechters, maar ook om belangrijke strijdpunten en tegenstellingen. Niet vervolgen (en eigenlijk niets doen) of wél iets doen, maar wat dan: straf of zorg, opsluiting of opvoeding? Waarin verschilden die eigenlijk van elkaar? En wie moest die taak op zich nemen? De overheid? Het particulier initia tief? En in hoeverre? We zien wat de denkbeelden, de regels en de praktijk betreft in de decennia die na 1868 volgden, veel verandering, vernieuwing soms, optreden, maar niet zelden ook terugkeer naar wat ooit was verdwenen, zoals uit de volgende summiere schets blijkt. Het aantal zeer jonge kinderen in gevangenissen nam na 1870 verder af. In 1886 werd ons nog steeds bestaande Wetboek van Strafrecht ingevoerd. De ontwerpers wilden een ondergrens van twaalf jaar, zoals nota bene het Crimineel Wetboek van 1809 al gekend had. Het werd echter tien jaar, omdat minister Modderman voor bezwaren van de Raad van State zwichtte. In 1901 verdween die ondergrens weer, omdat men meer aan de verantwoordelijkheid van de rechter wilde overlaten, hetgeen tevens de klachten van Overwater verklaart die aan het begin ter sprake kwamen. Sedert 1965 bestaat weer een ondergrens van twaalf jaar, maar de vraag of

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 23