24
ZEEUWSE MEISJES
nis gehouden. Bij gebrek aan wettig bewijs konden Maria Lankes of Cuenen niet
teregtgesteld worden.
Ik zal mij onthouden van te beoordeelen of de beregting in raadkamer, die men in
de plaats der tegenwoordige procedure aanbeveelt, de voorkeur verdient en of het
beter zou zijn, dat zonder een geregeld geding, zonder het hooren van beëedigde
getuigen, zonder verdediging, summier de opsluiting van een kind in een verbeter
huis zou kunnen bevolen worden. De raadkamer zoodanig regt van beschikking
over de vrijheid, al is het dan ook van kinderen, te geven zonder een geregeld straf
geding mag zeer bedenkelijk geacht worden.
Ik had de ondervinding, dat juist de teregtstelling van kinderen die groote misda
den hebben gepleegd, zeer weldadigen invloed uitoefent tot voorbeeld en afschrik
van anderen en dat het nalaten van vervolgingen als het zware misdaden geldt, zeer
ongunstig zou werken. Ik houd mij verzekerd dat het plegen van misdaden zou
aangemoedigd worden als men wist dat kinderen die straffeloos konden begaan.
Ouderen van jaren zouden ligtelijk een kind kunnen overhalen terwijl ook zij zelve
schier nimmer te straffen zouden zijn, door gebrek aan wettig bewijs.
Reeds nu geschiedt het dikwijls dat ouders hunne zeer jeugdige kinderen nood
zaken, dag op dag, langs de huizen te bedelen; in zoodanige gevallen wordt, als
waarschuwing niet helpt, vervolging noodzakelijk.
Wat nu de zaak die in de tweede kamer besproken wordt aangaat, geloof ik, dat
ik mijn pligt te kort zou hebben gedaan indien ik die kinderen niet had vervolgd en
had geprovoceerd dat zij aan de hun zoo schadelijke omgeving werden onttrokken
en in staat gesteld eene behoorlijke opvoeding te erlangen.
De Officier van Justitie
J. Lanschot