26
ZEEUWSE MEISJES
8 A.A.L. Minkenhof (1909-2005), aan het eind van haar loopbaan (1979) vicepresident
van de Hoge Raad en auteur van onder meer De Nederlandse Strafvordering (1936; een
10e dr. van Minkenhof's Nederlandse Strafvordering, bew. door J.M. Reijntjes, verscheen
in 2006. Zie ook Th.B. ten Kate, 'In memoriam mr. Anna Augusta Leonie Minkenhof
1909-2005', Nederlands Juristenblad (2005) 2319-2320).
9 Zie behalve de hier besproken voorbeelden ook J. Domela Nieuwenhuis, 'De zoo
genaamde strafrechtelijke minderjarigheid', Tijdschrift voor Strafrecht (1897) 118. Zijn
(korte) beschrijving van de zaak werd door een aantal auteurs gebruikt. Recentelijk nog
door M. W. Bol, Leeftijdsgrenzen in het strafrecht bezien vanuit de ontwikkelingspsychologie,
Arnhem 1991, 7. Genoemd dient hier ook te worden een overzicht van de discussie in
het Weekblad van het Regt en van enige archivalia, van de hand van Ellen de Wit; 'Opvat
tingen over het optreden van de officier van justitie en de rechtbank te Goes in de zaak
tegen Maria en Geertje Bek in 1868', Werkstuk 'Capita Selecta Criminologie' [juridische
faculteit VU Amsterdam, 1983].
Enkele andere titels die van belang zijn in verband met de vervolging en berechting
van jonge kinderen in het algemeen en met de Zeeuwse meisjes in het bijzonder: C.E.
van Koetsveld, Fantasie en waarheid, Volksschriften en novellen, dl. 7, le verzameling,
Schoonhoven 1875, 171 e.v. (4e afdeling 'Uit de gevangenis', X 'Een recidivist. Uit
het dagboek van een' geestelijke'), en meer recent; J.J.H. Dekker, Straffen, redden en
opvoeden. Het ontstaan en de ontwikkeling van de residentiële heropvoeding in West-Europa,
1814-1914, met bijzondere aandacht voor 'Nederlandsch Mettray', Assen 1985; C.G.T.M.
Leonards, De ontdekking van het onschuldige criminele kind. Bestraffing en opvoeding van
criminele kinderen in jeugdgevangenis en opvoedingsgesticht 1833-1886, Hilversum 1995.
Wie 'Zeeuws meisje' zegt, krijgt onmiddellijk diverse reacties, zo leert de ervaring. Over
dat onderwerp zou een mooi beeldverhaal te maken zijn. Hier worden slechts vermeld:
A. de Jong, 'Het Zeeuwse meisje: icoon van herrijzend Nederland', in: J. van Eijnatten
e.a., Heiligen of helden. Opstellen voor Willem Frijhoff, Amsterdam 2007, 325-336; S.
Faber en G. Donker, 'De kunstschilder Reimond Kimpe en de Bijzondere rechtspleging',
Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden (2005) 319-323; 'Mer
ken worden woorden. Zeeuws meisje', Onze Taal (2004) 230.
10 http://nl.wikipedia.org/wiki/Kwadendamme/ (13-4-2010).
11 Code Pénal, art. 384 j°381 nr. 4, art. 386 nr. 1.
12 'Parents' is door mr. Willem Bilderdijk vertaald met 'nabestaanden', waarmee in die tijd
'naastbestaanden', naaste verwanten, werden bedoeld. Zie Woordenboek der Nederland-
sche Taal, onder 'nabestaande' en 'naastbestaande'.
13 Zeeuws Archief, Archieven van de toezichthoudende colleges over de strafinrichtingen te
Goes, Hulst, Kortgene, Middelburg, Oostburg, Sluis, Terneuzen, Vlissingen en Zierikzee
1809-1973, inv.nr. 54: Registers houdende opgave van de opgenomen personen 1864-
1895, nr. 54 (1867-1868), volgnrs. 213 en 214. Zo was de situatie in 1994. Inmiddels
heeft herindeling en hernummering plaatsgevonden. Zie www.zeeuwengezocht.nl, Straf
inrichtingen Zeeland.
14 MvJ, 9 mei 1870, 3e afd., nr. 143.
15 http://www.zeeuwsebibliotheek.nl/diensten/zdc/krantenbankzeeland.
16 Susanna Goulooze en Neeltje Slimme. Zie MvJ aan PG Zeeland 28-5-1870, afd. 2a, nr.
95 en OvJ Goes aan MvJ 17-5-1870, exh. 19-5-1870.
17 Over A.A. de Pinto, die zijn broer na diens dood (1878) als hoofdredacteur van het
Weekblad van het Recht zou opvolgen. Over zijn aandeel in de totstandkoming van het
Wetboek van Strafrecht (1881), A.G. Bosch, Het ontstaan van het Wetboek van Strafrecht.
Aantekeningen over de werkzaamheden van de staatscommissie in 1870 belast met de samen
stellingvan een ontwerp van een nieuw wetboek van strafrecht, art. 1-91, Zwolle 1965,59-62.
18 W. 3192,6.
19 W. 3195,4.
20 W. 3196,6.