ZEEUWSE MEISJES 27 21 W. 3197,3. 22 W. 3198, 5. 23 W. 3200, 4. 24 W. 3204, 4. 25 IV. 3203, 4. 26 IV 3204, 5. 27 Het teruggeven van kinderen aan hun ouders, door Goudsmit slechts terloops genoemd, speelt in de discussie geen rol. 28 IV 3200, 4. Deze anonieme auteur uit Den Bosch spelt: 'Goessche', De Savornin Loh- man: 'Goesche'. 29 Vgl. de beschuldiging door De Knokke van der Meulen van La Grappe Dominicus, op pagina 11 30 Nationaal Archief in Den Haag, toegang 2.09.01 (Ministerie van Justitie 1813-1876), inv.nr. 5125. Van belang is ook inv.nr. 5155: 'Gratie voor jeugdige veroordeelden', maar omdat stukken met betrekking tot de gratiëring van de zusjes Bek in inv.nr. 5125 zitten, is van inv.nr. 5155 voor dit onderzoek slechts incidenteel gebruikgemaakt. 31 Gepubliceerd in IV 2314 (21 oktober 1861). 32 Interne notitie behorend bij: MvJ aan PG Zeeland van 6 februari 1869, 2e afd., nr. 126. Daarin wordt mededeling gedaan van de gratieverlening aan onder anderen de negenja rige Eede Feenstra die door de rechtbank Middelburg is veroordeeld wegens een feit dat in deze notitie als onbetekenend wordt aangemerkt: 'Een kind van 9 jaar, dat een paar perzikken uit een tuin snoept!' 33 Deze stukken zijn, aangenomen dat ze naar Goes zijn teruggestuurd, vernietigd, zoals in Nederland tot circa 1920 praktijk was. (Uit de periode 1811-1838 zijn overigens wel veel dossiers bewaard gebleven.) 34 De drie rechters waren: J.J. van Deinse, president (in 1869 opgevolgd door W.G. de Knokke van der Meulen en overleden in 1870), P.J. van Voorst Vader en J.G. de Bac- ker. 35 Nationaal Archief, toegang 2.09.28 (Hoge Raad der Nederlanden 1838-1939 (1953), inv.nr. 371 (gratieregister op datum ontvangst verzoek, 8 maart 1860-23 december 1874): 14 april 1870, nr. 116, M. en G. Bek; Vice-President 18 april 1870. Idem, inv.nr. 358 (klappers gratieadviezen 1855-1875): Maria en Geertje Bek, 1870 nr. 129. 36 Vgl. noot 47. Waar het huis van deze Kleynput, alsmede dat van het gezin Bek, in Kwa- dendamme stond is niet meer te achterhalen als gevolg van een brand in het gemeente huis van de toenmalige gemeente Baarland in 1880. Met dank aan de heer A.J. Barth, archivaris van de gemeente Borsele, voor deze en enkele andere inlichtingen. 37 Sara Verzeeuw, zie noot 47. 38 Dit moet in 1860 geweest zijn (www.zeeuwengezocht.nl, Gedetineerden in Zeeuwse gevangenissen). In 1874 en in 1882 is hij volgende deze zelfde bron weer over de schreef gegaan. 39 S. van Ruller, Genade voor recht. Gratieverlening aan ter dood veroordeelden in Nederland 1806-1870, Amsterdam 1987, 212. 40 Om verwarring met andere brieven (deels op dezelfde dagen verstuurd) te voorkomen hier de volledige gegevens: PG Zeeland aan MvJ 22 juni 1870, exh. 24 juni 1870, nr. 812; MvJ aan PG Zeeland, 27 juni 1870, 2e afd. nr. 169. (Vgl. de volgende noot.) In deze briefwisseling gaat het tevens om de vraag of ingeval van verstek oordeel des onder scheids mag worden aangenomen (een kwestie die ook bij de meisjes in Kwadendamme van belang was). De PG vindt van wel en verwijst ter ondersteuning van zijn standpunt naar een bijdrage, twee dagen eerder verschenen in IV 3218, van de hand van O.Q. van Swinderen, subst.-officier te Arnhem. 41 PG Zeeland aan MvJ 23 juni 1870, exh. 25 juni 1870, nr. 39; MvJ aan PG Zeeland, 27 juni 1870, nr. 170. 42 OvJ Den Bosch aan MvJ, 11-10-1867, exh. 12-10-1867, 2e afd, nr. 24.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 29