78 THEATRUM ANATOMICUM Tabel 1. Steden met een Theatrum Anatomicum in de 17e eeuw Nr Plaats Stichtingsjaar Stichter Hoogste type onderwijs instelling ter plaatse 1 Leiden-1 1590 Universiteit Universiteit 2 Delft 1614 Chirurgijnsgilde Latijnse School 3 Amsterdam 1619 Chirurgijnsgilde Athenaeum 4 Utrecht ca. 1620 Chirurgijnsgilde Universiteit 5 Den Haag 1628 Chirurgijnsgilde Latijnse School 6 Franeker vóór 1629 Universiteit Universiteit 7 Dordrecht 1634 Chirurgijnsgilde Athenaeum 8 Leiden-2 1638 Chirurgijnsgilde Universiteit 9 Rotterdam-1 1642 Chirurgijnsgilde Latijnse School 10 Breda 1644-1650 Illustre School Athenaeum 11 Harderwijk 1648 Universiteit Universiteit 12 Groningen 1654 Universiteit Universiteit 13 Middelburg 1658 Chirurgijnsgilde Athenaeum 14 Rotterdam-2 1659-1662 Louis de Bils particulier theater 15 's-Hertogenbosch 1662 Chirurgijnsgilde Athenaeum 16 Haarlem vóór 1700 Chirurgijnsgilde Latijnse School 17 Arnhem vóór 1700 Chirurgijnsgilde Latijnse School 18 Kampen vóór 1700 Chirurgijnsgilde Latijnse School of ten minste gedoogd - door de diverse provinciale of stedelijke overheden. In de zeventiende-eeuwse Noordelijke Nederlanden was er dus een soort intellectueel 'gat in de markt'. De relatief sterke positie van de vijf Nederlandse universiteiten, Leiden, Franeker, Groningen, Utrecht en Harderwijk, was er de oorzaak van dat deze instituties op dit gebied een voorname rol hebben gespeeld. De historicus Van Berkel zoekt in deze sterke positie de verklaring voor het feit dat de officiële genoot schapsvorming hier pas zo Iaat tot stand kwam.10 Officieuze lokale gezelschappen van gelijkgestemden waren er echter al wel. Een bekend voorbeeld is het Colle gium Mechanicum dat in 1626 op instigatie van Isaac Beeckman te Rotterdam werd opgericht, met als doel het 'elcanderen leeren'.11 Volgens de cultuurhistoricus Rupp zouden ook de talrijke Nederlandse anatomische theaters echter vanuit dit 'genootschappelijk' perspectief moeten worden bekeken.12 Vooral in steden met vroege anatomische theaters, zoals Leiden, Delft en Amsterdam, zouden deze the- atra tevens als intellectueel en cultureel convergentiepunt hebben gefunctioneerd. Op deze locaties konden niet alleen artsen, maar ook andere intellectuelen elkaar ontmoeten en zich daar op een vruchtbare manier bezighouden met boeken, skelet ten, preparaten en andere de nieuwsgierigheid prikkelende, dan wel tot vrome con templatie opwekkende, objecten. Dit alles uiteraard met verschillen die een gevolg waren van de plaatselijke couleur locale.13 Volgens Rupp kan een anatomisch theater achteraf worden aangemerkt als cen trum van kennis en wetenschap indien destijds aan een paar criteria waren voldaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 80