80
THEATRUM ANATOMICUM
De Zeeuwse anatomen
De opmaat tot een anatomiekamer in Middelburg
De situatie van de bronnen die iets kunnen zeggen over de Middelburgse anatomie
kamer, lijkt op het eerste gezicht problematisch. Het archief van het Middelburgse
chirurgijnsgilde is immers in mei 1940 volledig vernietigd. Niettemin blijkt dit in
de praktijk minder somber uit te pakken. Dankzij het feit dat juist dit archief al
ruim voor de vernietiging door drie onderzoekers grondig was bestudeerd, en omdat
een aantal afgedwaalde archivalia, notities en gedrukte boeken elders bewaard is
gebleven, en er ten slotte ook tijdig de nodige biografische informatie is verzameld,
is het, ondanks de ramp van 1940, toch mogelijk om Rupps hypothese nader te
toetsen.15 Welk beeld is uit de beschikbare bronnen over de locatie, inrichting en
het functioneren van Middelburgse anatomiekamer te destilleren? Was ook deze
locatie een cultureel ingekleurde 'Site of Knowledge', waar meer viel te halen dan
enkel anatomische kennis? Kortom, wat valt er van dit Zeeuwse anatomisch theater
te reconstrueren?
De vroegst bekende anatomische ontleding in Middelburg dateert uit 1622. Bij
die gelegenheid ging het echter niet zozeer om een dissectie, maar om de vervaardi
ging van een skelet ten behoeve van het onderwijs aan de leerling-chirurgijns. Dit
onderwijs werd al sinds de middeleeuwen verzorgd door het lokale chirurgijnsgilde.
Een in het lokale Gasthuis gestorven Engelsman 'met name Jan Jut' kreeg de twij
felachtige eer om tot skelet te worden uitgekleed. Bij de ontleding was er nog een
verrassing. Zijn testikels bleken niet in het scrotum te zijn ingedaald, maar werden
in de lies teruggevonden, 'daer de nature voor haer twee merckelycke caviteyts had
den bereyt'.16 Vanwege de stank gebeurde het uitkoken van de botten net buiten de
stad in het pesthuis, dat toen leeg stond. Het monteren van de verzamelde botten
tot een skelet vond daarna op een zolder van het Gasthuis plaats.
Vanaf 1632 is er sprake van echte anatomische ontledingen, die toen plaatsvonden
in een van de bovenkamers van het Gasthuis. Vergaderen deden de chirurgijns
daar niet. Dat deden ze ofwel bij de deken aan huis, of in een herberg - meestal
in De Roode Leeuw op de Markt - waar de 'teerkosten' soms hoog opliepen. De
bewuste kamer in het Gasthuis, de 'capelle-kamer', was echter moeilijk bereikbaar,
omdat de lijken van beneden naar boven moesten worden getransporteerd. Door
'die meerdere roeringen' werd 'stank en puttersvactie' veroorzaakt, 'tot misnoegen
van diegeene die over de proeven inclineeren te staan'.17
In 1655 kwam in die ongemakkelijke situatie verandering. Door de deken van
het gilde, de chirurgijn Jacob Evertsen, werd dat jaar 'met grote moeite' een pak-
huisje achter het Gasthuis verworven. Door de stadsregering werd deze 'Potterska-
mer' voor een huurprijs van twee schellingen per jaar aan het gilde verhuurd, dit
ondanks protesten vanuit het Gasthuis.18 De vraag doet zich voor: waarom juist
toen? Op het eerste gezicht was er namelijk geen slechter tijdstip denkbaar. De
stad Middelburg was nog nauwelijks bekomen van een volksopstand, die in 1651
de regenten Hendrik Thibaut en Jacob van Lansbergen (de zoon van de befaamde
astronoom) uit het zadel had verdreven, waarmee ook hun prestigeobject, de in
1650 met veel inspanningen en kosten gestichte Middelburgse Illustre School, in
moeilijkheden was gebracht. Twee vanuit het buitenland aangetrokken professo
ren waren al in augustus 1651 ontslagen, formeel wegens gebrek aan studenten,