THEATRUM ANATOMICUM 81 maar het laat zich raden dat het wegvallen van de steun van de stedelijke regering de voornaamste reden is geweest. Alleen de leerstoelen theologie en geschiedenis waren gehandhaafd. 'Op hope van verbeteringe' was de Illustre School in afge slankte vorm gecontinueerd. Zoals Frijhoff eerder constateerde, was het prille Mid delburgse Athenaeum door deze maatregelen in feite een verlengstuk van de lokale Latijnse School geworden. Maar zelfs in die hoedanigheid zou de school het niet lang volhouden. Al in 1660 werd de school beschreven als zijnde 'te niet gelopen' en in 1666 zou het experiment officieel worden beëindigd.19 Dus waarom in 1655 een anatomiekamer voor het chirurgijnsgilde faciliteren, met alle bijkomende inrich tingskosten van dien? De reden was waarschijnlijk inhoudelijk van aard. Het was letterlijk een samenloop van omstandigheden. Enerzijds was Middelburg het jaar tevoren (in 1654) getrof fen geweest door een syfilisepidemie, bij de bestrijding waarvan het chirurgijnsgilde een belangrijke rol had gespeeld, met name bij de sectie op het lijk van de 'zoogster' die voor de epidemie verantwoordelijk werd gehouden.20 Anderzijds was in dat zelfde jaar 1654 een controversiële man ingeschreven als poorter van Middelburg, wiens optreden voor de ontwikkeling van Nederlandse anatomie van groot belang is geweest. Het Zeeuwse optreden van Louis de Bils (1651-1656) Het gaat hier om 'jonckheer' Louis de Bils, heer van Coppensdamme en Bonem, twee ambachtsheerlijkheden in Vlaanderen. De Bils was inderdaad een Vlaming, afkomstig uit een welgesteld koopmansmilieu. Vanaf zijn dertiende jaar had hij zich bekwaamd in het ontleden van zowel dieren als mensen. De Bils claimde een nieuwe prepareermethode voor lijken te hebben ontdekt, waardoor hij deze jaren lang kon bewaren zonder dat ze hun natuurlijke kleur en vorm verloren. De Bils was in 1648 in Sluis, in Zeeuws-Vlaanderen, neergestreken. Zijn familie had daar bezittingen.21 De aanwezigheid van De Bils was kennelijk erg stimulerend, want juist in deze jaren gingen vier jongens vanuit Sluis een artsenopleiding volgen.22 Twee van hen Abraham Parent en Laurens Jordaan zouden in 1653 te Padua promoveren. Beiden betoonden zich dermate onder de indruk van De Bils' anato mische vaardigheden dat ze in 1655 van diens ontleding van het menselijk binnen oor een geïllustreerde beschrijving lieten drukken.23 Al eerder had De Bils in Sluis een grote collectie preparaten gemaakt, die hij in 1651 aan het Leidse anatomisch theater schonk. Voor deze kostbare gift - De Bils schatte zijn gemaakte onkosten op 40.000 gulden - was hij bedankt met een uitgebreid testimonium door de in Leiden nog maar juist benoemde hoogleraar anatomie Johan van Horne. Ook deze arts was te Padua gepromoveerd en net als De Bils stamde hij uit een aanzienlijk geslacht van rijke Vlaamse kooplieden. In Van Hornes verldaring werden De Bils' kwaliteiten als anatoom enorm geprezen. Dit vleiend testimonium gebruikte De Bils op zijn beurt in zijn eerste publicatie, het Vertooch van verscheyde eyghene ana tomische stucken van 1655. Hierin maakte hij niet alleen reclame voor zijn methode van balsemen, maar pretendeerde De Bils ook op theoretisch gebied een expert te zijn. Dat laatste zou hem op een jarenlange controverse komen te staan met tal van medici in de Nederlandse republiek. Mer name hierdoor, en door het op tal van plaatsen ondernomen onderzoek naar de mysterieuze door De Bils strikt geheim-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 83