THEATRUM ANATOMICUM
83
Afb. 3. De Middelburgse snijkamer. Detail van een negentiende-eeuwse plattegrond van het
totale Gasthuiscomplex, aangetroffen in de Gasthuiskerk tijdens de laatste restauratie. Foto
auteur, 2010.
gereedschappen aangeschaft.27 Ook waren er de eerste boeken geschonken. Over-
deken Simon van Beaumont gaf de verzamelde anatomische werken van de hoog
leraar in de ontleed- en heelkunde te Padua, Adriaan van den Spiegel (1578-1625),
Gasthuisarts Petrus Burs schonk een deel van de anatomische atlas van Andreas
Laurentius (1558-1609) en Deken Jacob Evertsen fourneerde een exemplaar van
het kruidenboek van Rembert Dodoens (1517-1585). Oud-burgemeester Hendrik
Thibaut, ten slotte, gaf het 'pièce de resistance': een exemplaar van de befaamde
anatomische atlas van Andreas Vesalius. Al met al was de ruimte in 1658 'door
Gods segen' en 'met grote costen' voldoende 'geprepareert' tot het houden van ana
tomische ontledingen.
De formatie van een Collegium Anatomico Chirurgicum 1658)
Aan de magistraat van de stad werd daarom toestemming gevraagd tot het forme
ren van een Collegium Anatomico Chirurgicum, opdat er samen met enige 'docto
res medicinae' ontledingen konden worden uitgevoerd. Dat gezamenlijke initiatief
was best bijzonder. Niet alleen overbrugde dit het statusverschil dat er was tussen de
praktisch ingestelde heelmeesters die het mes vaak ook als 'barbier' hanteerden
en de universitair opgeleide artsen, maar het was ook een onmiskenbaar teken dat
de doorgaans theoretisch georiënteerde medici een grotere waarde gingen toeken
nen aan de empirie. Het samenwerken van beide gremia van artsen en chirurgijns
ging overigens niet geheel zonder wrijving. Om een en ander in juiste banen te
leiden zou er voor dit Collegij Anatomico Chirurgici Republice Medioburgense
een bestuur worden aangesteld bestaande uit drie artsen en twee chirurgijns, maar
dan wel met de nadrukkelijke bepaling dat de drie artsen samen net zoveel stem
recht zouden hebben als de twee chirurgijns.28 Dit bestuur trad op 27 april 1658
in functie. Voorzitter of'medicus honorarius' werd Petrus Burs (1602-1667) uit
de Breestraat, op dat moment de langstdienende stadsarts, in dienst sedert 1635,
en destijds de enige nog levende Middelburgse arts die in Padua was gepromo
veerd. In 1655, in een disputatie van de Middelburgse Illustre School, werd Burs
niet alleen beschreven als een 'ervaren geneesmeester', maar werd hij ook geëerd