THEATRUM ANATOMICUM 89 het theatrum zouden de beste plaatsen bestemd zijn voor de vertegenwoordigers van de stedelijke magistraat, daarna direct gevolgd door de 'Heeren van het Colle gium Anatomico Chirurgicum en de Meesters Chirurgijns'. En allicht moest er ook voor iedere 'leerjongen' een 'bequame plaetse' zijn, evenals voor belangstellenden van 'buiten de faculteyt van dit Collegium'. Wanneer de stad de constructie van het theater wilde betalen, dan zouden de kosten van de secties door de chirurgijns zelf gedragen worden. 'Voor yder comparitie' zouden zij zelf twee stuivers betalen. Daarnaast zouden de leerjongens per keer drie, en de toeschouwers vier stuivers toegang betalen. Bijzondere gasten of 'personen van qualiteyt' zouden gratis toe gang hebben op vertoon van een nog te ontwerpen 'loodje'. Ook ditmaal ging het stadsbestuur akkoord en in januari 1661 werden de bewuste loodjes, samen met 24 nieuw ingestelde gildepenningen door de Zeeuwse stempelsnijder Matthijs Hooft aan het gilde geleverd (afb. 5).42 Middelburgse anatomische en andere onderzoekingen, 1660-1668 Of naast Van de Voorde ook andere artsen of chirurgijns zo nu en dan een publieke ontleding hebben uitgevoerd, valt niet meer vast te stellen.43 Met zekerheid is daar van maar één geval bekend, namelijk de publieke ontleding door de chirurgijn Johannes Evertsen in 1672. Maar in besloten kring heeft het Collegium Anato mico Chirurgicum wel degelijk anderen aan het werk gezien. Zo hielden de art sen Anthony Everaerts en Everardus van Hoorn zich in de jaren zestig intensief bezig met het ontleden van konijnen, honden en andere vaak nog levende proefdieren. Vooral Everaerts, die zowel in Groningen als in Leiden was opgeleid, heeft daarin een heus 'onderzoeksprogramma' afgewerkt, zoals Eldering in 1986 al opmerkte.44 In 1661 publiceerde Everaerts zijn Novus et genuinus hominis brutique animalis exortus, waarin hij uitvoerig verslag deed van zijn anatomische naspeu ringen naar de voortplantingsorganen van konijnen. Hij was daarmee een van de eerste anatomen ter wereld die het tijdsverschil opmerkte tussen het moment van bevruchting en de zichtbare vorming van een embryo. Everaerts droeg het boekje op aan de Middelburgse stadsregering en kreeg daarbij een vererend Latijns gedicht mee van een zekere 'J.W.', waarmee waarschijnlijk Johannes Wilhelmi (1598-1661) is bedoeld, op dat moment de langst praktiserende arts in Middelburg.45 Al eerder had Everaerts een studie gepubliceerd over de oorzaak van de Middelburgse syfilis- epidemie van 1654, waarin hij aantoonde dat de ziekte onder meer via het zogen van verschillende kinderen was overgebracht.46 Het meest spraakmakend echter was Everaerts' in 1662 gepubliceerde beschrijving en analyse van een in Middel burg geboren 'monstrum'.47 In dit Latijnse boekje dat Everaerts trots opdroeg aan het 'beroemde' Middelburgse medisch collegium, gaf hij een geïllustreerde beschrij ving van de ontleding van een onvoldragen misgeboorte. Everaerts beschouwde zijn observaties als ondersteunend ten aanzien van de recente theorie van De Bils over de rol van de zogenaamde melkvaten. Opmerkelijk is verder dat Everaerts voor een correcte weergave van zijn illustra ties de hulp inriep van de Middelburgse kunstschilder en entomoloog Johannes Goedaert (afb. 6).48 Dat zij elkaar kenden, ligt voor de hand, want Everaerts staat bekend als een groot liefhebber van bloemstillevens, uitgerekend een genre waar mee Goedaert - in navolging van eerdere Middelburgse schilders - bekendheid had verworven.49 Maar daarnaast was Goedaert juist in deze tijd bezig met de uitgave

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 91