2 februari
9 juli
26 augustus
3 november
Gedurende deze maand waren wij allen min of meer ongesteld, be
halve Louize, door gevatte koude en zware verkoudheid, ik vooral
was gedurende drie weken van den 5-26 aan huis gebonden, had
daarbij pijn in de zijde welke met poppen en bloedzuigers67 werd
verdreven. Anna was ook op zaterdag en zondag 23 en 24 geensints
wel, hetwelk echter reeds maandag eene gunstige wending nam;
bleven allen daarna nog wat hoestende, en Anna veel aan hoofdpijn
lijdende
onderging Anna voor de derde maal eene operatie aan het oog, nu
weder bovenop het lid van 't regter oog, door de hand van den Hr.
Cornielje, hetwelk zoo boven alle verwachting gunstig afliep, dat
het in drie minuten was afgeloopen, haar betrekkelijk weinig pijn
veroorzaakte en reeds op maandag den 8 daaraanvolgende kon ge
zegd worden genezen te zijn. Slechts twee dagen is het oog van een
verband voorzien geweest.
Vrijdag namiddag om half 2 uur werd Louize de pokken inge-
ent, door den Hr. H.F. Haman, geneesheer te Oost-Souburg, en
wel op elken arm twee, uit den 5-jarigen jongen Adam Pieterse te
West-Souburg.68
Donderdag om 12 uur werden aan Louize ringetjes in de ooren ge
stoken door den Heer Cornielje
Anthon ziek geworden, vrij ernstig, zoo dat wij ons zeer ongerust
maakten; de dokters noemden het een onderbuiksziekte. Op den 16
Hendrik Struik
179
1847
januari
67 Het plaatsen van bloedzuigers om de patiënt 'bloedontlasting' te geven was zeker in de eerste
helft van de negentiende eeuw een in heel Europa populaire behandeling tegen een veelheid
van kwalen. Wat AJvT met 'poppen' bedoelde heb ik niet kunnen achterhalen; als hij gedoeld
heeft op het zetten van zg. 'koppen' (zie ook de aantekening op 19 april 1854), verwees hij naar
een vorm van aderlating door een snee in huid en bloedvat met gebruikmaking van een ver
warmde kolf. Het is ook mogelijk dat hij hier doelde op 'pop' in de betekenis van: kompres.
68 Adam Pieterse, geb. 31 december 1841, zoontje van Jacob Pieterse, landmansknecht te
West-Souburg, en zijn vrouw Catarina Simpelaar. Inenting als preventie tegen pokken werd
in Nederland toegepast sinds de tweede helft van de achttiende eeuw. De (minder riskante)
methode van inenting met de koepok ('vaccinatie') was ontdekt in 1796 door de Engelse Dr.
Edward Jenner. Een bekende Nederlander als Gijsbert Karel van Hogendorp liet daarmee reeds
in 1801 vier van zijn kinderen vaccineren en schreef er enthousiast over in de Rotterdamsche
Courant, en in 1818 had Koning Willem I de Medaille voor Koepokvaccinatie ingesteld voor
artsen die aantoonbaar meer dan 100 mensen hadden gevaccineerd. In dat licht is het opmer
kelijk dat Louiza van Teylingen in 1846 nog met menselijke pokken werd ingeënt.