Niet goed uitgekiend Raats Als koorzanger stond ik altijd vooraan bij begrafenissen. Ik hield scherp in de gaten wie huilde en wie niet. Want daaraan kon je zien of het echt was. Behalve bij de doodgraver. Die had al honderd jaar hetzelfde gezicht en liet nooit blijken of hij het er mee eens was of niet. Eén keer heb ik gezien dat hij uit zijn rol viel. Bij de begrafenis van een jonge moeder met haar kind. De vrouw was in het kraambed gestorven en werd samen met haar baby in één kist begraven. Droefenis alom. Tjonge jonge, 't is toch wat. De echtgenoot op het randje van de waanzin. Het hele dorp smulde van verdriet. De kist daalde het graf in en wat bleek: het graf was te kort. Je zou denken, dan zegt de koster: doodgraver, graaf het graf nog eens een beetje uit. Iedereen kan zich vergissen, nietwaar. Of we laten de kist staan en begraven hem nadien of zo. Alles is mogelijk. Maar nee hoor. Niet hier. De kist zakte met de voorkant naar beneden en bleef met de achter kant schuin omhoog staan. En wat deed die gek van een doodgraver? Hij sprong er bovenop en begon hem het graf in te stampen. Stukje bij beetje. Tot hij helemaal beneden was. Iedereen sprak er schande van. Toen klom hij uit het graf en zei: 'Zo, die zit er in.' Daarna zongen we nog een mooi stukje Bach. 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2003 | | pagina 58