Op de Brouwersdam had hij de weg alleen en dwaalde af, terug, naar het morgen van de ww-aangifte. Ook kreeg hij daar plots die grote behoefte om de handtekening op de vrijkaartjes te zien, greep naar zijn portefeuille, en drukte op de knop voor de plafondverlichting, en stak met een lucifer een Camel op, en bemerkte tot zijn verbazing dat hij op de ventweg reed, de weg van patat en kite-surfers. Zoveel handelingen en gedachten met de macht over het stuur. Coen verloor zijn macht over het stuur en reed het zand in, kwam diep in stuifzand tot stilstand en dacht vijf minuten lang dat zijn hart het ging vertikken. Maar nee. En weer enigszins bij zinnen, natuurlijk was er geen beweging in te krijgen, bedacht hij dat hij nu eindelijk eens de WW zou kunnen bellen, hij moest al een zilveren lid zijn, maar zag er vanaf, was veel te moe voor het gedoe. Hij schoof het koffertje onder de stoel. Hij krulde zich op. Hij stak nog eens op. Morgen kon hij verder zien. Nu ging hij slapen. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad, dacht hij, iedere dag weer. En als er een vloedgolf komt dan word ik vanzelf wakker. Gelukkig is het geen volle maan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 11