dat van geen ophouden weet en uiteindelijk de ontwaarding
van alle waarden bracht. Rond 1900 was eindelijk de grond
onder onze voeten weggevallen. Nog een tijdje hielden we het
vol in onze op drift geraakte kerken. Maar wat klonk het orgel
vals, en hoe schuchter zongen we ineens de oude hymnen! Ter
wijl toch, en al sinds de late Oudheid, het enige zweefmiddel
om het bodemloos ravijn der onzekerheid te ontvlieden de
Openbaringsreligie was, die elk tegenargument - dus elk argu
ment - het zwijgen kon opleggen met een beroep op een ex
clusieve, hemelse autoriteit die men in het aardse debat veel
zijdig tot uitdrukking bracht met de banvloek en de fatwa, de
duimschroef, het rad, de brandstapel, de wurgpaal, de galg, de
uithongering, de raketwerper, de clusterbom, de zelfmoord
terrorist.
'De openbaring is Waarheid! Het is de grond onder je bodem
loosheid!'
'Waar dan? Ik zie nog steeds geen grond.'
'Zal ik u deze brandende autoband eens omdoen?'
'Ik zie! Ik zie! Sola fide, en vergeet ook de Arabische variant
niet!'
'Welkom thuis, broeder.'
Waarheid is evidentie; de leugen de ontkenning en verhulling
daarvan. In elk land heeft de leugen een andere kleur; de waar
heid blijkt overal zwart. Want het merkwaardige is, dat de
waarheid zich van de leugen moet bedienen om überhaupt
zichtbaar te worden. Ik heb het niet over de waarheid van
Heilige Boeken die door hun eigen aanhangers buiten de licht
kring van het denken zijn gebannen; ik heb het over de karige
troost van de filosofie. Zelfs de diepzinnigste of meest wel
bespraakte wijsgeren die zich bezighielden met het illusoire
dat als een giftige nevel onze blik verduistert moesten ook zich
zelf behelpen met vervorming en verdraaiing, zich bedienen
van weglating met het oog op het effect. Zo berust heel het
machtige bouwwerk van Schopenhauer op één stijlfiguur: de
personificatie van het dynamische aspect van het zijn tot 'de
Wil', een duizendkoppig 'personage' van afschuwwekkende
signatuur.