BALLUSTRADA OPTIMA FORMA Nooit geweten dat lachen zo bedreigend kan zifn. Misschien ben ik in mijn leven te weinig gepest. Maar ook deze keer was het geen kwestie van treiteren. Ik bezocht met een vriend een bar in Antwerpen, onlangs geopend door een vriend van die vriend. Een Italiaan, een Romein, die lang in Holland had gewoond maar uiteindelijk voor België als moederland koos. Eigenlijk was de bar een jazz-café. Er hingen instrumenten aan de blauwe wanden. In het achterste deel waren de muren leeg. Daar mocht mijn vriend zijn schilderijen ophangen. De vriend ging aan het werk met zijn boormachine. Ik reikte af en toe iets aan. Aan de bar twee mannen, dokwerkers. Ruige kerels. In ijltempo sloegen ze hun bier naar binnen. Ze spraken op luide toon en lachten. Lachten ze om ons? Lachten ze om de schilderijen die we ophingen? Lachten ze om de schilderkunst in het algemeen? Ik keek naar de barkeeper, de kleine Italiaan. Hij gaf geen krimp. Hij had voor hetere vuren gestaan, wist ik. Het lachen nam met de minuut toe. De lachers konden waarschijnlijk over speciale, resonerende lichaamsholtes beschikken. Hun gelach bevatte zware metalen. Het deed denken aan gewapend beton, aan oorlog, een lachoorlog aan het front. De dokwerkers lachten in de loopgraaf van de bar. Deze lachers lachten om niet te hoeven weten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 3