het asfalt smeult na
O met speelse krulletjes
de wind weet van niets
gaat haastig voorbij
de snijdende scherven
zijn tot rust gekomen.
strooi maar
een handvol aarde
over ons, strooi maar
het zal de bloemen goed doen
hun wortels gaan ervan geuren
de wind weet van niets
maar waar is de jonge vrouw
met de blauwe tas
waar is het kind met de grote ogen
de lachende groentenman
met zijn tandeloze mond
het eierenvrouwtje
waar zijn alle anderen
roep ze, fluister ze toe
hier zullen we samen blijven
de aarde is goed voor ons
niets meer over
van de snerpende schrik
niets meer over
van de hemel van die automan
met zijn geloof en zijn vloek
wij passen precies
met zijn allen- ook hij-
in de armen van de aarde
IX
IX
er is geen woord meer
tussen te krijgen