Ik tast naar een andere dictie
dan die van mijn verjaarde zelf.
Heb ik te veel gepreveld, te weinig geklonken,
te veel ongezongen gezegd?
Ouderdom is mij toch lief,
heel die opeengehoopte tijd van toen en nu
met tussen kind en grijsaard één groot gat
vol oorlog en verpieterde liefdes.
Zand erover, aangestampt door een olifant
met geheugenverlies.
Moet ik vervallen tot wijsheid?
dat leidt maar tot teksten
die ongevraagd in de krant gaan staan
als weer een geslaagde dode
het tijdelijke heeft verwisseld
met het niets. Blijf daarvan weg.
Maar mijn kennissenkring breidt zich uit.
Soms kijken kinderen die nog niet praten
mij aan met een blik van herkenning.
Dat is genoeg. Als ik die overrompeling
toch vast wil leggen, dan moet dat zijn
in onversierde taal, bijna vanzelfsprekend.
Uit: Een olifant met geheugenverlies. Wagner Van Santen, 2005.
O
00