MUSEUMHAVEN ZIERIKZEE
ZOCHT AUTHENTIEKE SCHEPEN
EN VOND DE MOOIE VROUWE ADRIANA
20
Hij is nog niet helemaal klaar. Een
nieuw dek staat nog op het verlang
lijstje en hij moet ook nog van binnen
ingetimmerd worden. Hopelijk vin
den we snel een ligplaats in Bruinisse
en kunnen we de klus helemaal afma
ken. Dan is Zeeland weer een varend
monument rijker
Denny Frese
Bij de foto's: Vorige pagina
\inks:Zeer veel hout bleek alleen
nog geschikt voor de brandstapel.
Rechts: Het bewerken van een
knie.
Deze pagina links boven: Het hele
onderwaterschip wordt opnieuw in
het hout gezet.
Midden: Denny Frese aan het
werk.
Onder: een zo goed als nieuw
schip.(Foto's Denny Frese)
Grote foto rechts: De Brave
Hendrik op de Noordzee voor de
restauratie.
(mijn man
viel tussen
de planken
van de stei
ger en was
echt bont
en blauw),
de momen
ten waarop
we ons af
vroegen
waar we in
vre
desnaam
mee bezig
waren,
maar ook
de vreugde
waarmee
we onder
onze han
den weer
een schip
tevoor
schijn za
gen komen
waar we
trots op
konden
zijn.
Het model
van ons
lemmer-
jacht is uniek van vorm. Zover wij we
ten is dit ook het laatste houten exem
plaar dat er nog in Nederland rond
vaart. Elke werf had vroeger zijn ei
gen ideëen over bouw en vormgeving
van een visserschip en dan was er ook
nog de opdrachtgever, die z'n eigen vi
sie, wensen en voorstellen had. Geen
twee schepen zijn dus hetzelfde. Ook
de benaming kon sterk uiteen lopen.
Lemmerjacht, Lemsterjacht, Mosse
laak en Bruinisserjacht zijn allen be
namingen voor een zwaar type Lem-
steraak, speciaal geschikt voor de
Zeeuwse wateren.
Het woord "jacht" werd gebruikt in
de oude betekenis: jagen! Een snelle
zeiler dus, die de mosselen zo snel
mogelijk op de markt moest brengen
om de hoogste prijs te kunnen bedin
gen.
Toen ons schip in 1902 in de gemeente
Tholen werd ingeschreven, kreeg
schipper—eigenaar Piet Vercouteren
tevens een perceel water toegewezen
in de toenmalige Eendracht, waar hij
mosselen mocht kweken. Een mossel
visser deed (en doet nog steeds) als
een boer: zaaien en oogsten. Alleen
niet op het land maar in het water.
Na tal van omzwervingen is de TH 51
weer in Zeeland, waar hij thuis hoort.
Eerst werd
het mosselzaad uitgezet, dan na 1 a 2
jaar werd het verwaterd naar een an
der perceel waar de mossel volwassen
kon worden en vervolgens geoogst.
Tot 1910 werd er bij het oogsten van de
mosselen nog gebruik gemaakt van
een slagrijf (spreek je uit als slagrief).
Dit was een lange stok van ca. 5 meter
met onderaan een grove kam met ijze
ren punten en een net. Daarmee wer
den de mosselen losgeharkt. Door de
stok een slag te draaien kon de mos
selvisser met het net de mosselen bo
ven water halen. De visser liep hierbij
van voor naar achter met de stok tegen
z'n schouder. Beulswerk was het en
meestal had een mosselvisser ook een
vereelte schouder. Na 1910 ging men
over op het vissen met de kor en die
gebruikt men heden ten dage nog.
21
Al jaren werden er plannen
voor gemaakt, maar nu is
de Zierikzeese muse
umhaven dan ook klaar.
Door het kritische toela
tingsbeleid van de be
herende stichting is het aan
tal schepen dat hier te be
wonderen valt nog klein,
maar het begin is er. Stefan
Pietersen ging er een kijkje
nemen.
Zacht wiegend ligt ze op ons te wach
ten. De zeilen zijn gestreken en vast
gebonden, het dek is leeg en er is
geen sterveling in de buurt te be
speuren. Desondanks maakt de
'Vrouwe Adriana', een originele
hoogaars uit 1876, een onrust
wekkende indruk. Alsof ze je in je
oor fluistert:'Neem me mee naar de
zee, de Schelde, de visgronden. Daar
hoor ik thuis.' Een zweem van het
verleden waait naar je toe en de ver
leiding is groot om aan boord te gaan.
Maar het witte hekje naar de steigers
heeft scherpe punten en John van
Dalsen, bestuurslid van de Stichting
Museumhaven is vriendelijk maar
onverbiddelijk. We mogen even naar
het schip, zelfs even op het berghout
staan, maar dan is het over, en moe
ten we weer terug naar de kade.
Daarmee zijn we al ruim bedeeld,
want vooralsnog is dit schip nog niet
voor bezoek toegankelijk.
Ondanks zijn volle agenda kan John
van Dalsen toch nog even tijd voor
me vrijmaken om de bedoelingen van
de Museumhavenstichting uiteen te
zetten: "Een infrastructuur voor oude
zeilschepen, zeiljachten, oude sleep
boten; alle Zeeuwse schepen die drei
gen te verdwijnen." Op papier is dat
een mooi streven, maar, hebben Van
Dalsen en de andere bestuursleden
ondervonden: in de praktijk wil dat
nog weieens tegenvallen. Want tot
dusver liggen er in de Museumhaven
slechts twee schepen, genoemde
hoogaars en een vlet. Binnenkort zal
daar nog een gerestaureerd rivierklip-
pertje aan worden toegevoegd.
Er zijn diverse redenen waarom de
Museumhaven nog niet vol ligt met
oude glorie. Om te beginnen is de lig
plaatsaccommodatie geschikt voor
hooguit 4 a 5 schepen, komen er meer
dan moet er uitgebreid worden. Dat is
een prijzige aangelegenheid, en bij de
gemeente Zierikzee die immers al
150.000 gulden spendeerde aan het
aanpassen van de Oude Haven, valt
waarschijnlijk weinig meer te 'halen'.
De bijdragen van de Vereniging
Vrienden van de Museumhaven en van
sponsors vormen weliswaar een bron
van inkomsten, maar dat is ook hard
nodig voor de aanschaf van schepen,
en het onderhoud daarvan, ook al
gebeurt een groot deel van het werk
door vrijwilligers.
GEEN HALFBAKKEN
SCHEPEN MET EEN
PATATKRAAM EROP
De hoogaars bijvoorbeeld kostte het
museum zo'n tachtigduizend gulden.
Van Dalsen: "Dat is vrij goedkoop
voor zo'n schip, maar dat heeft dan
ook te maken met de eigenaar. In de
veertig jaar die hij de hoogaars in zijn
bezit heeft gehad, heeft het altijd in
Zierikzee gelegen. En dat wilde die
man graag zo houden. Hij verkocht
het aan ons om er zeker van te zijn dat
het schip niet verloren zou gaan'.
Maar de Stichting kan de Muse
umhaven natuurlijk niet alleen vullen
met eigen aankopen, men is ook af
hankelijk van het aanbod van anderen,
van mensen die graag met hun schip
in de Museumhaven willen liggen.
Maar daar wringt hem vaak de
schoen: de stichting heeft een kritis
che 'schouwcommissie' die alleen
werkelijk authentieke schepen ac
cepteert. En geen, zoals Van Dalsen
het omschrijft: "halfbakken schepen
waarvan weliswaar de romp intact is,
maar waar bij wijze van spreken een
patatkraam op is gebouwd. Ons doel
is om hier historisch verantwoorde
schepen neer te leggen. Dat is een
rekbaar begrip. En moeilijk uitvoer
baar. Want: historisch verantwoord,
wat is dat? Onze hoogaars is al meer
dan honderd jaar oud. De klipper.er
zijn ontzettend veel typen klippers ge
weest, niet te tellen! En overal zijn er
aanpassingen op uitgevoerd. Soms
werd een bepaalde aanpassing slechts
bij één werf aangebracht. Zo krijg je
in een en dezelfde periode verschil
lende klippers. Later kreeg het schip
een kleine hulpmotor, vervolgens een
grotere motor en op een gegeven mo
ment werden zelfs alle zeilen eraf ge
haald en de klipper tot motorschip
omgebouwd. In welk stadium moetje
hem dan terugbouwen? Elke aanpas
sing is gebeurd in een stukje geschie
denis. Dat is het grote probleem. Als
je eist dat een schip er precies zo uit
ziet als—ie was op het moment van
bouw, dan heb je geen enkel schip in
de haven liggen. Echt originele sche
pen, waar niets veranderd of aange
past is, die zijn er niet meer."
Om aan alle twijfel een eind te maken
heeft het museum bepaald dat het
woord 'authentiek' betekent dat de op
bouw en de tuigage historisch verant
woord moeten zijn. Aan het aanzicht
van de binnenkant wordt niet zo
zwaar getild. "Binnen is sowieso wei
nig authentiek; er is veel uitgesloopt
en verbouwd." Als tweede en laatste