UITGEVERIJ HEDEBY bv
JULES VAN BEYLEN
Postbus 4059 - 8901 EB Leeuwarden
Telefax 05103-2659
DE HOOGAARS EN DE VISSERIJ VAN
ARNEMUIDEN, door J. van Beylen
A
verzamelaar, journalist, tekenaar, auteur
8
8
Advertentie)
In november 1993 verschijnt:
Omvang 320 pp., gebonden, ISBN 90-74541-03-8
Prijs fl. 87,50 in de boekhandel
Eerder verschenen:
HET FRIESE JACHT, door Dr.lr. J. Vermeer en
WIELEN, WAGENS, KOETSEN, door Prof.Dr.lr.
singen grote opschudding. Overigens
was men zich ervan bewust dat een
visser zekere risico's liep, afhankelijk
als hij is van de wispelturige natuur.
Soms werden ganse families door een
ramp getroffen en steeds treurden ou
ders, vrouwen en kinderen en andere
familieleden om het verlies van een
zoon, man of vader. Sommige rampen
hebben bijzonder veel slachtoffers
geëist. De stormen van respectievelijk
1903 en 1924 zijn daarvan de meest
bekende.
Rampen uit de vorige eeuw zijn blijk
baar in de vergetelheid geraakt. Toch
zijn er in de zestiger jaren van de 19e
eeuw ook enkele rampen geweest,
waarbij van vijf tot twaalf slachtoffers
vielen. Op 11 september 1903 vergin
gen drie hoogaarzen in een vliegende
storm in de Roompot (ten Noorden
van Walcheren)Op 10 september
zeilden vijf hoogaarzen uit de haven
van Veere: de ARM 12, schipper A.
de Gruiter, de ARM 19, schipper B. de
Nooijer, de ARM 22, schipper J. de
Nooijer, de ARM 25, schipper K.van
de Ketterij en de ARM 47, schipper J.
Meerman. Het opstekende slechte
weer dwong hen te schuilen in Co-
lijnsplaat (Noord—Beveland). De vol
gende dag, 11 september, stond er nog
een stevige wind, maar toch niet zo
hard dat niet gevaren kon worden. In
de Roompot stak plots een vliegende
noordwesterorkaan op. De schippers
trachtten hun schepen voor de wind te
krijgen om een schuilplaats te zoeken
in de Zandkreek. De ARM 22 scheen
in de richting van Zierikzee te zeilen
om daar te schuilen. Hij verdween uit
het gezicht en is nooit meer terugge
zien. De ARM 25 zonk voor de ogen
van de vissers van de ARM 47 in de
diepte zonder dat men enige reddings
poging kon ondernemen. Ook de
ARM 19 zonk met de hele bemanning
in de kolkende zee. De ARM 12 en de
ARM 47 konden met veel moeite de
Nieuwe Sluis bij Kattendijke (Zuid—
Beveland) bereiken. Door deze ramp
werden negen vrouwen weduwe en 25
kinderen halve wees. Van de dertien
opvarenden werden er slechts tien te
ruggevonden
De ARM 25 is later in Bruinisse aan
gespoeld. In het kot vond men de klok
die om kwart over tien stil was blijven
staan. Voor de nabestaanden werd een
steunfonds opgericht dat ondermeer
werd gespijsd door het verkopen van
een omstreeks 1900 verschenen prent
kaart met een afbeelding van de ARM
25 in de haven van Vlissingen. Een
opdruk die speciaal op deze nieuwe
uitgave werd aangebracht, onder
streepte de bedoeling van de verkoop.
De achtergebleven weduwen kregen
uit het fonds 1 gulden per week voor
zichzelf en ieder kind.
(Om reden van de leesbaarheid zijn
uit deze tekst de verwijzingen naar de
voetnoten verwijderd.)
9
Jules van Beylen (75), de
auteur van het dit najaar te
verschijnen standaardwerk
'De hoogaars en de
visserij van Arnemuiden'
heeft zich ongeveer een
leven lang met de zeilvaart
bezig gehouden: hij bouw
de schepen na, hij inter
viewde vissers, hij was de
cennia lang conservator
van het Antwerpse
Scheepvaartmuseum, hij
schreef een aantal boeken
over de zeilvaart, en hij is
nog steeds adviseur van
de Stichting Ronde- en
Platbodemjachten, maar
vreemd genoeg is zijn ei
gen ervaring te water nog
al beperkt. Ja, als jongetje
had hij een kano, en later
is hij wel meegevaren met
deze en gene, maar een
echte zeebonk is-ie nooit
geworden. Ooit begon hij
met de bouw van een ei
gen kieljachtje, maar toen
hij op de Schelde uit het
zeilbootje van een vriend
viel en verdronk: 'Ik had
water in mijn longen', en
mijn vrouw was in ver
wachting van ons derde
kind, dus toen heb ik ge
zegd, ik zal die boot maar
vergeten, he?'
Als uit het bovenstaande het beeld op
rijst van een onhandige en stoffige
museumbewoner, dan hebben we ons
werk niet goed gedaan, want ook al
werd Jules van Beylen geen zeeman,
onhandig en stoffig is hij geenszins.
Hij valt veel meer te omschrijven als
een gepassioneerd verzamelaar en
journalist, tekenaar en beeldhouwer,
organisator en schrijver. En bovendien
de enige persoon die Uw verslaggever
tot dusver ontmoette, die binnenshuis
klompen draagt, als waren het pantof
fels.
Hij komt van arme ouders: 'Ze waren
meid en knecht bij rijke mensen op de
Italiëlei, dat was op een paar honderd
meter van de haven en ik ging altijd,
ik was toen een jaar of 7, in de haven
rondzwerven, in de dokken, bij de
schepen'.
Misschien dateert daarvan zijn be
langstelling voor de scheepvaart,
maar het zou nog wel even duren
vooraleer Jules van Beylen daar wat
mee kon doen. Hij was voorbestemd
als onderwijzer, maar vanwege de
financiën werd hij beroepsmilitair. En
vanwege de krijgskundige situatie
werd hij vervolgens krijgsgevangene.
Daar, in krijgsgevangenschap sneed
hij uit een plank van zijn brits een
scheepje, en eenmaal vroegtijdig uit
krijgsgevangenschap ontslagen meld
de hij zich aan als student kunsten.
Hij was en is artistiek begaafd, maar
het had vooral te maken met het feit
dat studenten niet voor dienst in
Duitsland werden opgeroepen.
Tijdens de oorlog ontmoette hij in
1943 bij toeval de schilder Maurice
Seghers, van wie hij zoveel zou leren
dat Seghers hem later zelfs tot erf
genaam zou benoemen. Van Beylen:'
Die man heeft mij leren model bou
wen, behoorlijk leren model bouwen.
Op de Schelde kwamen tot na de oor
log regelmatig Zeeuwse visserssche
pen met oesters, mosselen en vis naar
Antwerpen, Brussel, Aalst, Lier, en
Mechelen, en die hadden dus onze be
langstelling'.
Maurice Seghers was weliswaar een
groot kunstenaar, maar in de ogen van
Jules van Beylen toch niet exact ge
noeg in het nabouwen van de model
len. Daarom toog de Antwerpenaar
naar Zeeland om daar met de centi
meter de bouwwijze en van de ei
genaardigheden van de verschillende
zeeuwse hoogaarzen na te meten.
Op die tochten verzamelde Jules van
Beylen een vracht aan informatie,
waarover hij vervolgens een lezing