8
innige vriendschap met Leon. Vanaf
dit moment noemde men mij Jetty,
naar de dochter van mijn vorige
baas, en alsof dat nog niet genoeg
was pronkte voortaan de letters OB 3
boven in mijn zeilen. Zeilen, ja,
meervoud, want regelmatig werden
de witte zeilen vervangen door
bruine en dan wist ik al hoe laat het
was. Alle overbodige zaken werden
mij dan ontnomen en zelfs mijn
mooie lange vleugel werd vervangen
door een wedstrijdvaan. Dit waren de
momenten dat ik het best met mijn
schipper overweg kon: nooit meer
heb ik zulke snelheden behaald. En
om mijn rivalen nog beter de loef af
te kunnen steken werd ik in 1927
voorzien van een gietijzeren kielbalk.
Maar helaas, in 1953 kwam er een
einde aan mijn innige band met
Leon: Adolf Hebbelynck uit Gent
werd mijn nieuwe baas en liet mij bij
Duivendijk op Tholen voorzien van
een nieuw teak dek. In '60 verhuisde
ik van Gent naar het andere einde
van het kanaal: dhr. A.J.v.d. Ree uit
Terneuzen ontfermde zich de
volgende vier jaar over mij. Ook in
deze periode werd er veel aandacht
besteed aan mijn uiterlijk, maar mijn
ingewanden begonnen, na goed 50
jaar(l), de naderende oude dag toch
te voelen. Dit bleek in '64: een
Brusselse professor, dhr. F.
Gaignaux, zocht een vakantiewoning,
in Veere. Toen dit niet mogelijk bleek
liet hij zijn oog op mij vallen. Hij werd
de nieuwe eigenaar en liet mijn
onderwatergedeelte door de Klerk in
Hansweert helemaal inpakken in het
polyester. Het heeft hem veel geld
gekost, maar van de lekkage was ik
nog steeds niet verlost. Dit was het
begin van een flinke longontsteking,
welke ik nooit meer te boven ben
gekomen. Mijn ribben rotten volledig
weg! Tot overmaat van ramp werd ik
opgezadeld met zo'n stinkdiesel,
kompleet met alle ongerief wat dit
met zich meebrengt. Nadat mw.
Gaignaux kwam te overlijden heb ik
mijn baas niet veel meer gezien. Ik
ging er aan dek ook zienderogen op
achteruit, en ik verdween naar een
achteraf hoekje in Goes. Daar werd
ik twee jaar later opgemerkt door G.
Zomer. Via hem kwam ik in 1978 in
handen van W.v.Gessel en hij wist mij
nog eenmaal in mijn oude luister te
herstellen. Met de daaropvolgende
eigenaren raakte ik steeds verder in
verval. Geen wonder, ik was de 70 al
gepasseerd en mijn meeste
familieleden waren al dertig jaar
eerder afgehaakt.
Ook voor mij werd het leven nu toch
echt ondraaglijk: eigenlijk had men al
lang "de stekker (van de pomp) d'r
uit moeten trekken". Maar niemand
durfde voor deze fatale ingreep de
verantwoording te nemen. Ik werd
voorlopig 'gedeponeerd' op de werf
van Joh.v.d. Meulen in Sneek. De
polyester romp, waar het
aftakelingsproces zo door was
bevorderd, bleek nu mijn redding. De
vorm van mijn romp bleef nog
redelijk intact en zo bleef ik nog
jarenlang hopen op die suikeroom
9
die toch nooit de oceaan oversteekt.
Het is haast niet te geloven:
plotseling scheen men toch weer in
mij geïnteresseerd. De resten van de
dekkleden werden mij ontnomen en
met een grote kraan werd ik weer in
het water gezet. Behoedzaam werd
ik weer een helling opgetrokken en
doorgeschoven in een grote
werkplaats. Voor het eerst sinds jaren
snoof ik weer de lucht op van vers
eikehout. Aan alle kanten werd ik
opgestopt en stukje bij beetje weer in
mijn oude model gedrukt. Mijn
polyester doodskleed (of
reddingsvest?) werd verwijderd en
stukje bij beetje werden al mijn
ribben en huidgangen vervangen
door nieuw hout. Hoe het mij verder
vergaat kan ik nog niet vertellen. Het
schijnt dat mijn nieuwe baas, de heer
S. Boonstra, nog grootse plannen
met mij heeft. Ik blijf hopen dat ik er
straks weer uitzie als de echte oude
Jetty. En ik verheug mij op de dag
dat ik het weer mag opnemen tegen
mijn oude rivalen, de Turc en de
Windroos!
Restauratie Jetty
De oude kont van de Jetty
De nieuwe kont krijgt vorm
Zoals uit de 'memoires' al blijkt was het met de Jetty slecht gesteld. De romp van het schip was
volledig vermolmd, maar werd nog bij elkaar gehouden door een, met RVS-draad gewapende,
polyester bekleding. Bij verwijdering van het polyester vielen delen van de huid er gewoon uit!
Technisch gezien was het waarschijnlijk aantrekkelijker om van dit schip een replica te bouwen, maar
daarmee heb je de oude Jetty niet terug. Met veel bewondering heb ik gezien hoe vader en zoon v.d.
Meulen het schip weer onder handen genomen hebben. Voor de nieuwe gangen zijn hele mooie
eiken delen gevonden. Alle inhouten zijn vernieuwd. Alles is zeer degelijk met RVS bouten en
schroeven aan elkaar bevestigd en het schip lijkt zijn oorspronkelijke lijnen weer te hebben
teruggekregen. (Wat is dat moeilijk te beoordelen in de werkplaats!) Dek en roef bevonden zich nog
in een redelijk goede staat en zijn waar nodig gerepareerd. Tuigage wordt geheel vernieuwd met een
grootzeil van 65 en een fok van 36 m2. De ongestaagde steekmast wordt vervangen door een
onderdeks strijkbare, en langere, mast. Er wordt hard aan gewerkt om het schip voor half july zeilklaar
te hebben. De inbouw van het interieur volgt later nog. Wij willen de heer Boonstra hierbij feliciteren
met deze schitterende aanwinst!
De bijna vernieuwde Jetty (januari 1995)
Veel hout was er nodig voor de nieuwe krommers