Hoogaarzen op de Schelde
Rebates Internationales a ia Voile.
10
Werner Van de Walle
De hoogaars is als scheepstype
geboren en getogen aan de Schelde,
waar Zuid-Nederland en (Zeeuws-)
Vlaanderen in mekaar overvloeien.
Ook letterlijk. Tot eind 19de eeuw
was dit schip het instrument bij
uitstek voor het vissen in de Delta.
Waar werd gejaagd op garnaal, tong
en platte vis. Twee vormen overheer
sten. De plat gebouwde Tholenaar
voelde zich thuis in de beschutte
zeeboezems van Ooster- en Wester-
schelde, meer buitengaats waagde
zich de Arnemuidse hoogaars.
Waarbij we voor ogen houden dat tot
1871 Walcheren een eiland vormde,
net als Noord-Beveland en van Zuid-
Beveland gescheiden door het lang
zaam verzandende en in voormeld
jaar afgedamde Sloe. Honderd jaar
en twee wereldoorlogen later stellen
we vast dat een afzonderlijke stich
ting nodig was om het behoud van de
hoogaars te verzekeren. Wat is er in
die tussentijd gebeurd? En was dit
schip inderdaad met uitsterven
bedreigd? Het antwoord op de
tweede vraag luidt zonder meer: ja.
Dat op de eerste is complexer. Met als
bijkomende moeilijkheid dat
geschreven bronnen over deze
periode zo goed als ontbreken. En we
ons daarom moeten verlaten op
mondelinge overlevering van mensen
die al diep in hun geheugen moeten
tasten om de verhalen van de gene
ratie vlak voor hen weer tot leven te
brengen. Blijft de vraag: waardoor
verdwenen bijna al die houten
vissersschepen van de Scheldedelta in
de eerste helft van de 20ste eeuw en
waarom overleefden zij toch na de
Tweede Wereldoorlog?
"Tot 1930 vond je nog alle types op de
(Wester)Schelde", vertelt Karei Albert
Huybrechts. "Als visserman, als
mosselschuit, die ook wel 'ns een trans
port] e meepikte, maar altijd zonder
motor." Huybrechts, inmiddels zelf 78,
is de zoon van de legendarische Leon
Huybrechts (1876-1956), een naam die
in Antwerpse en platbodemkringen nog
steeds klinkt als een klok, nadat de man
in 1924 te Parijs Olympisch goud bijeen
zeilde. Het verhaal van Huybrechts
senior, stammend uit een brouwersge
slacht in Kontich bij Antwerpen, illus
treert op zich reeds vergaand de levens
loop van dit scheepstype in Schelde-
land. Het speelt zich af tegen de achter
grond van de ontluikende watersport,
in die dagen exclusief jachtgebied van
de happy few. In het Vlaanderen van
toen bovendien nog exclusief Frans
sprekend. De Britten hadden hun
Cowes Week, de Duitsers hun Kieler
Woche, dus Antwerpen zou zijn
Semaine d'Anvers krijgen. In het begin
van de vorige eeuw beleefde de haven
een bloeiperiode. De ontluikende olie
industrie zorgde voor extra inkomsten.
En voor nieuwe rijken. Die mensen, en
zij alleen, konden zich een boot veroor
loven. Zij lieten hun jacht bouwen op
Engelse werven en doopten het nadien
welsprekend en veelzeggend -
Peut-être of Ne t'en fais pas.
Leon Huybrechts
Maar omdat ze een boot bezaten,
konden ze nog niet zeilen. Dus
moesten deze heren - jawel, geen
dames, tenzij als passagier of ornament
- noodgedwongen een beroep doen op
lui die de stiel wèl onder de knie
hadden. Niet onlogisch overigens, te
land beschikten zij over een chauffeur,
te water zou het een schipper wezen. En
daar was Leon Huybrechts er één van.
Als kind al had hij veel rondgehangen
aan de (inmiddels o ramp -
gedempte) Zuiderdokken, waar hoog
aarzen en hengsten de mosselen aan
land en zijn verbeelding op hol
brachten. In 1910 kreeg hij zijn kans,
eerst als roerganger bij roei wedstrijden
in de watersportvereniging SRNA, een
der oudste van Antwerpen. Toen de
voorzitter er de overstap maakte naar
het zeilen, bleef zijn poulain in zijn
voetspoor, gedragen door hetzelfde
aangeboren talent dat hem zoals
gezegd goed tien jaar later de Olym
pische oppergaai bezorgde. Gevoel
voor het zeil (in een tijd toen het begrip
'aërodynamiek' nog moest worden
uitgevonden), een uitgekookt tactische
aanpak, gepaard aan stuurmanskunst en
zeemanschap... het was ook in die
dagen duidelijk een winnende combi
natie.
Ook Huybrechts' opgang echter werd
ongenadig afgebroken door de schok
golf die vanaf augustus 1914 over
Europa rolde. Maar Leon wist op tijd te
ontkomen. Aan boord van de boeier
11
Mephisto bereikte hij Vlissingen (waar
een jaar later zoon Karei Albert aan
boord werd geboren). Vader
Huybrechts had in de oorlogsjaren, in
een Nederland dat zich aan die eerste
wereldbrand met goed geluk wist te
onttrekken en er bovendien niet armer
van werd, zijn tijd nuttig gebruikt.
Verder opgegroeid in de schaduw van
het handelsgezin Van der Lelie uit Vlis
singen, keerde hij in 1918 naar eigen
land terug als directeur van het daar
opgerichte filiaal, touwslagerij Corderie
Le Lys in Hamme aan de Durme.
Enkele jaren later kocht hij van zijn
oude baas een in Kruispolder gebouwde
visserman-hoogaars, die in 1919 was
omgevormd tot jacht. Hij doopte het
schip Jetty en won ermee zowat alles
wat er te winnen viel. Hij verloor
volgens de legende slechts eenmaal:
tegen een Turk. In 1952 verkocht hij het
vaartuig opnieuw naar Nederland.
De uittocht
Waarmee we de draad van ons verhaal
weer opnemen: het einde van de zeilvis-
serij en de uittocht van de hoogaars naar
het Noorden. De grote ommekeer kwam
volgens Karei Albert Huybrechts
omstreeks 1930: met de doorbraak van
de motor. Houten vissersschepen
daalden op dat moment fors in waarde.
Zo een lawaaierig stuk mechaniek
inbouwen liep in de beginperiode vaak
uit op een complete ramp. Nogal wat
oudere schippers herinneren zich de
logge Kromhout-motoren, 1000 kilo
zwaar en op te starten met gloeipitten.
Haast vanzelfsprekend waren de
bestaande schepen niet opgewassen
tegen de zware trillingen welke die
eerste monsters teweeg brachten. Veel
vissersschepen onder zeil verkom
merden, enkele werden verkocht en
omgebouwd als jacht meestal nog
zonder motor sommigen probeerden
al zeilend door te zetten en een enke
ling haalde zelfs de jaren zestig. Toen
viel definitief het doek over de zeilende
beroepsvisserij. De meeste vissers
waren inmiddels overgeschakeld op
ijzeren schepen en de gemotoriseerde
vaart. En de burger die geld had en een
jacht wilde? Wel, hij liet er zich een
bouwen, terwijl tegelijk de scherp
gesneden kielj achten het wedstrijdge-
beuren gingen overheersen. Maar die
ruilden alras de bochtige Schelde met
haar vele platen en zandbanken voor
een vrijer bestaan aan de Noordzeekust,
waar de Britten eind de 19de eeuw het
racen hadden ingevoerd.
Kentering ten goede
Kortom, het zag er slecht uit voor de
platbodems. Hun voortbestaan hing op
dat moment in het Scheldebekken aan
een zijden draad. En toch volgde een
kentering ten goede. Een andere oudge
diende, Charles Mermans, herinnert
zich nog levendig dat in de jaren vijftig
de hoogaarzen in de Imalso-jachthaven
op de Antwerpse linkeroever gezamen
lijk een volle steiger in beslag namen.
Daarna begon het opnieuw te
slabakken. Mermans (73) is oud-voor
zitter van die andere hoogbejaarde
Antwerpse zeilclub, de RYCB, en nog
steeds voorzitter van de VZW Vrienden
van het Scheepvaartmuseum in
Antwerpen. Hij bevestigt in grote lijnen
het verhaal van zijn collega, situeert de
meeste visserman-hoogaarzen evenwel
in Zeeuwse havens: Vlissingen, Tholen,
Veere... Ombouw tot jacht was zelden
een succes, de meeste werden nieuw
gemaakt. Als jachthoogaars dus, zij het
nog steeds op de traditionele werven:
Van Duivendijk en Meerman bouwden
hoogaarzen, De Klerk en Verras vooral
hengsten. Ook een paar lemmeraken
worden vermeld. Zelf bracht Mermans
er in 1951 een (de Flo, een Tholense
hoogaars van 11 meter, zonder kajuit,
zonder motor, in Yerseke gebouwd)
over naar Lillo, waar hij twee jaar later
door de beruchte februari-storm op de
dijk werd gezet. Gekocht voor een
prikje en er na de stranding zelfs nog
winst uit gepuurd, erkent de oud-eige
naar ruiterlijk. "Zo rot als een mispel,
maar de koper was verliefd op haar
lijnen." Zo gaat dat.
Oude bekenden
Overigens komen in dit verhaal steeds
dezelfde namen voor. De harde kern
van o verlevers, zeg maar, Ook al waren
ze niet allemaal ingeschreven in
Antwerpen. De Jetty van Leon
Huybrechts werd hier reeds vernoemd.
Daarnaast was er de Triton, eigendom
van de familie Scheid van de bekende
Leden van de RYCB genieten van het maritieme sfeertje op de Schelde
CONSENT NR. 17, VOORJAAR 2001
De Tenace de Turc en de Alcyon in het bassin op de linker Schelde-oever, 1958
Qrganisée par ie ROYAL YACHT CLUB ae BELGI QUE
avec ie bienveiiiant Concours
de i'AdminislraHon Communale d'Anvers.
II, ie el 13 JUILLET 1914.
CONSENT NR. 17, VOORJAAR 2001