Via
De Lieve, ooit tscoenste juweel
a rt 3éÈ
'4.4
,S L
Gravinne Margreeth en haar kanaal
OM*,* :m
-ANTa A Pu...Z2^iDDELBORO ¥j| A A A S"
MaldefiKem velt
T) O bagh
"X i I IïcUw I-•-"Af'. ft—
J\J,gUÏ 0 EUUU
'èmp vMt
CASSEL
Gandaui
Gheöd
Cforim
DEN-A*"6
Van bruggen, duikers en rabotten
24 CONSENT NR. 26 VOORJAAR 2010
Paul Vermout en Cees Droste
Op een winterse namiddag stond ik samen met Paul Vermaut
op een soort woonwagenkamp in Gent en zag een groepje
bomen in een onooglijk slootje staan. Kijk sprak Paul, daar ligt
nu "tscoenste juweel". Gelukkig had hij mij ook al andere stuk
ken van de loop van het voormalig kanaal laten zien die van
een adembenemende schoonheid waren. Anders was ik toch
aan het twijfelen gegaan.
Maar ter zake, wat is dit "scoenste juweel", en waar vinden we
haar?
De stad Gent had in de dertiende eeuw twee verbindingen
naar de open zee. Allereerst de Schelde, een moeilijke verbin
ding in verband met de Zeeuwse tol en met het getij te moe
ten varen. Een tweede mogelijkheid was via Evergem, Kluizen
en Boekhoute naar de Braakman, en vandaar naar de Honte,
een omslachtige en gevaarlijke route.
De Gravin van Vlaanderen was Margareta, tweede dochter
van Boudewijn IX van Gonstantinopel. Haar bijnaam "Zwarte
Griet" dankte zij aan haar stellingname voor Vlaanderen in een
successieoorlog onder haar kinderen.
Gent begon in die jaren een metropool te worden en had
dringend behoefte aan een snelweg. Dat werd het kanaal de
Lieve. De Lieve is een van de aller-oudste kanalen in Europa.
In 1228 gaat de eerste spade de grond in en zoals Paul en
thousiast vertelt: wat een uitdaging, om in die tijd 50 kilometer
kanaal te graven en een hoogteverschil van vier of vijf meter
te overbruggen. Het tracé van de Lieve begon bij Gent, ging
van daar naar Wondelgem, Vinderhoute, richting Waarschoot,
Maldegem, Moerkerke en Damme. Daar mondde het uit in het
Zwin.
Voor Paul Vermaut is dit op zijn Hollands gezegd gesneden
koek, maar voor de lezer misschien niet. Vandaar dit woordje
vooraf.
"De Lieve is in hoeren loop niet oen de Natuur, moor oen de neer-
stigheid der Gentenoors verschuldigt, die in 1228 doer oen begon-
den te arbeiden, en in 1251 hervottenden zij met toestemming van
Gravinne Morgreet, deze voert, vereenigden dezelve onderweg met
eenige moerassen, beekjes en met de tweetokkige rivier de Goeie
genoomt, en vervolgden den arbeid tot in Ardenburg en de hoven
van Domme" Zo schrijft Sonderus, olios Antoon Sanders, Vlaams
historicus, filosoof en theoloog die leefde van 1586 tot 1664, in een
terugblik op de geschiedenis.
Dertiende eeuw Gent had niet slecht geboerd. Door zijn lig
ging en zijn neerstigheid was er een kliek rijke en dus mach
tige patriciërs gegroeid. Stout genoeg om aan Margaretha van
Gonstantinopel, gravin van Vlaanderen de toelating te vragen
om een kanaal naar zee te graven. Een uitdaging. Gesterkt
door de oorkonde van "Zwarte Griet" in het "gescil dat was tus-
schen die van Gendt aen d'eene sijde ende sekere persoenen
aen d'andere sijde ter causen vanden waeterganc" gaan ze de
technische uitdaging aan. Vijftig kilometer kanaal graven. Een
rug van enkele meters overbruggen. Nog nooit vertoond! De
moeder van alle kanalen Enkel de verbinding van Brugge
met Damme kan hen technisch geïnspireerd hebben. Maar
dat was toch een heel ander verhaal.
We kunnen het ons nog moeilijk voorstellen dat een kanaal
van vijf meter breed zulk een economisch impact kon hebben.
De maximum tonnenmaat werd in 1408 bepaald op vijftien
vaten wijn of het gewicht van 10 Gendtse mud (6700 liter) ko
ren. Zestig jaar later werd om commerciële redenen de maxi
male lading verder beperkt tot ca. 4000 liter. De schipper kon
dus fier een spandoek tonen "hier varen zeventien ossenwa
gens voorbij". De schepenen van Gent spraken en oefenden
het recht uit op het kanaal en op "vier voeten op beede canten
van dese". Geen waterlopen mogen hun water lozen in het ka
naal, geen stapelplaatsen mogen worden aangelegd, de last
mocht niet worden gebroken, d.w.z. niet op een ander schip
worden overgeladen.
CONSENT NR. 26 VOORJAAR 2010 25
l2?0
O 0M
(traaftt-iJS W (j M.
NüuLr*Jt* Mv
1 M/
Ocoen<3yW .'-2
J Ermu.ni AWel.
O-r o .S Cr«y*
n Houcfc J[ A ijk J j
Deniiiif c(tjtpni
\dBn>
MME
JL fSpcrmalten
t msMmm Ji
MiDDELBORG
rcXf
0 tót
Êo itnfiim j
ochaufe
ttrnjffj
/'A *4
J® éLmÊr A- yf
iSajsrueLh
ffSrvoctiemls
Kjlemfc
SytfttU
©AF o
Oehm
I jam tot éfth -f
Qf'*., N\(trkrahc
aerprhtfri
KKmfUr,
Drtttyift
Merrndër
Wel heel strikt dus. Op het arrogante af. Toen ik op de opening
van de tentoonstelling "De Lieve tussen Gent en Damme" in
het stadhuis van Damme was, werd er hartelijk - schamper
- gelachen toen er sprake was van de "neerstigheid" van de
Gentenaars. Nog altijd dus.
Maar het bracht welvaart. Heel veel. En heel lang. Men sprak
daarom van 'tscoenste juweel dat de stede heeft". In de zes
tiende eeuw loopt het snel achteruit met de Lieve. Haar con
current de Sassevaart wordt gegraven tot in Sas-van-Gent.
Keizer Karei kijkt enthousiast en streng toe. (het was zijn laatste
wens vooraleer definitief naar Spanje te vertrekken) Het graven
van de Brugse vaart bezegelt het lot van de Lieve voorgoed.
Het eens zo trotse kunstwerk verwordt tot een kanaal voor lo
kaal vervoer met slecht onderhoud en nog meer burenruzie.
Doorheen de eeuwen is het een complexe geschiedenis ge
worden waarover we gelukkig heel goed op de hoogte zijn.
Van de geschillen die moesten berecht worden, werd akte ge
nomen. En die geven heel mooie tekeningen en beschrijvin
gen van hoe het er aan toe ging.
Zelfs op het vlakke parcours van de Lieve diende men rekening
te houden met een licht niveauverschil. In de omgeving van
Raveschoot/Balgerhoeke bijvoorbeeld had men een rug van
twee a drie meter over een afstand van drie kilometer. Daar
voor bouwde men vijf rabotten, in het bestek nauwkeurig
beschreven. Een rabot is een halve sluis, een stenen of een
eikenhouten constructie met een inloop en een uitloop (de
vlercken) gescheiden door een deur (cassine) die opgehaald
kon worden. Standaardafmeting van de vlercken: acht voet
bovenstroom en zestien voet benedenstroom, gerekend
vanaf de "casse daer de duere up ende nere inne scuven zal".
De uiteinden moeten "ontplucken" (breder worden) naer den
heesch vanden weercke. De casse zal negen voet wijt ende
acht dumen achtervolghende de wijdde vanden steenen ra-
botte voorgeschreven". Ook bij het verlaten van Gent waren
enkele rabotten nodig.
Een schip zal dus nooit breder zijn dan opening van de casse:
2.60 meter. In de veronderstelling dat een Vlaamse voet ook
ongeveer 27 centimeter lang is. Alles in stevig en zwaar eiken
hout. Of in degelijke steen en veel arduin voor de stenen ra-