Een waterwildjacht
30 CONSENT NR. 34 VOORJAAR 2018
SW
Pophom in zijn punt op Op weg noor de Piet. Let op hoe klein
de slikken bij Veere dat sprietzeiltje is
Thomas Pike en ik vertrekken laat op een herfstmiddag uit de
haven van Veere. Het is droog en de wind is gaan liggen na
een herfststorm gisteren. De wind is nu matig uit het zuidwes
ten wat ons de mogelijkheid geeft om onder zeil naar onze
bestemming te gaan.
Anders is het een lange roeitocht naar de schorren en kreken
van de Piet en de overblijfselen van het noordelijk deel van
het Sloe, de geul tussen Walcheren en Zuid Beveland. Eenmaal
uit de haven maken we goed voortgang op het Veerse Gat
met de vrij kleine zeiltjes die op de punts staan. De eindeloze
Zeeuwse luchten zijn magnifiek met hun wolken in het lage
licht vanuit het westen. Het belooft een prachtige zonson
dergang te worden maar daar zijn we minder in geïnteres
seerd. Voor het feitelijke schieten hebben we de schemering
nodig met het wegvallende licht tussen ons en de vogels.
Het besluipen van het wild met een klein kanoachtig bootje
met een enorm geweer op het voordek zo dat de vogels
het niet merken kan het best gedaan worden als het al wat
donker wordt. Je moet tenslotte op een afstand van 60 tot
70 meter naderen. Op dit moment zit het tij zo dat de vogels
net kunnen zwemmen en duiken naar hun voedsel. Met hoog
water vertrekken ze naar de schorren en met laag water is
er te weinig ruimte om met een punt in de buurt te komen.
Vanavond is de combinatie echter ideaal omdat we naar
de kreek toe kunnen zeilen met het opkomende tij en daar
gedurende enige uren kunnen blijven om wat te verschalken.
Het gebied dat we uitgekozen hebben bestaat uit een groot
oppervlak aan slikken en schorren met kreken ertussen. Op
een dag als deze met één storm net voorbij en de volgende
in aantocht zouden deze schorren vol met wild moeten
zitten. Ze rusten dan van de ene storm en voelen de nadere
al aankomen. Een moment waarop ze weinig alert zijn en dus
gemakkelijk te benaderen met onze eenpersoons punts.
Er zijn hier twee grote kreken en we zouden er ieder een
nemen zodat we elkaar niet in de weg zitten. Vlakbij geko
men strijken we de zeilen en bergen het tuig onderdeks. Mijn
De achterzijde van een dubbelloops
kaliber 4 bootgeweer vergelijkbaar
met die van Popham
Het voorlaad bootgeweer in kaliber 4 van Jan de Blieck, later
van Sander Minneboo. Het hagelgeweer ervoor ligt er om de
grootte van het bootgeweer te laten zien
De Hoogaars VEI3
met twee punts
aan dek
CONSENT NR. 34 VOORJAAR 2018
31
Aan boord van
de VEI3 met links
Sander Minneboo
en rechts Jan de
Blieck
dubbelloops kaliber 4 (ongeveer 1"= 2,5 cm) bootgeweer ligt
geladen in zijn wieg op het voordek. De laatste keer dat we
hier waren zat het vol met smienten, wilde eenden en een
aantal talingen. We hopen dat ze er nog steeds zijn. Volgens
afspraak koos Thomas de oostelijke kreek, de eigenlijke Piet.
Deze is breed en eindigt bij een haventje. Zelf benader ik de
Oranjeplaat die wat zuidwestelijker ligt. Zoveel mogelijk blijf
ik onder de dijk en de stand van het water zorgt ervoor dat
de geul vrij breed is. Ik wrik langs een grote hoeveelheid
eenden op de rand van het schor die me angstvallig in de
gaten houden. Ze vliegen niet op want ik ben net te ver om
ze te verontrusten. Omdat ze nogal ver uit elkaar zitten is het
nu niet het moment om ze te schieten. Daarvoor moeten ze
wat meer op een hoop zwemmen. Later gaan ze de slikken
op en ik hoop dan een aantal bij elkaar te vinden waardoor
ik een lonend schot kan lossen. Na één schot is het meeste
wild gevlogen. Ik lig heel laag in de punt en wrik met mijn
rechterarm zo zachtjes mogelijk lang de kant van de geul. Een
zo laag mogelijk profiel is van het grootste belang en menige
jacht mislukt doordat de bemanning van het bootje te hoog
zit of onverwachtse bewegingen maakt. Met de stroom mee
de geul in ging snel en op het moment dat de geul zich in
tweeën splitst besluit ik terug te gaan. Naar mijn inschatting
was er genoeg water gekomen om de eenden van de slikken
de geul in te jagen. Terug wrikken tegen de stroom in is hard
werk en na enige tijd begin ik een lamme rechterarm te krij
gen. Ik blijf zo dicht tegen de oever van de kreek als mogelijk,
deels vanwege de dekking die de grijze modder me geeft
in mijn grijze bootje maar ook omdat de stroom daar wat
minder is. Ik ga bocht na bocht van de kreek door maar geen
wild te zien. De wereld scheen van vogels verlaten en zelfs op
de plek waar ze ver uit elkaar zaten toen ik voorzichtig voorbij
sloop op heenweg zat niets meer. Het werd steeds donker
der en grote onweerswolken dreven boven zee. Duidelijk een
slecht teken voor wat betreft het weer. Een voorzichtig man
zou de brui eraan geven en zo snel mogelijk terugkeren naar
de haven. Maar toon me een voorzichtige waterwild jager en
ik toon je een jager zonder resultaat. Dus sloop ik al wrikkend
verder in die bochtige kreek tot ik bijna bij de hoofdgeul zelf
een kleine groep eenden waarnam. Wilde eenden, smienten
en talingen door elkaar net zoals we een paar dagen daarvoor
ook al zagen.
Ze zijn meer dan honderd meter weg, te ver voor een schot
dus moet in voorzichtig binnen bereik komen. Ik kruip zo laag
mogelijk in het kleine bootje en wrik verder. De dol had ik van
te voren al in het vet gezet om geluid te minimaliseren. Op
een meter of 60 afstand kreeg ik het gevoel dat de eenden
nerveus werden. Meer en meer hielden ze de omgeving in de
gaten en waren niet naar voedsel aan het grondelen.
Ik span de sloten van het dubbelloops bootgeweer en draai
de punt een beetje zodat ik op het midden van de groep
richt. Met de steun tussen lopen en voordek geef ik iets eleva
tie. Eenmaal uitgericht trek ik aan het lijntje naar de trekkers.
Het geweer is zo ingericht dat eerst één loop afgaat en een
moment later de tweede. Het idee is dat het eerste schot de
zwemmende eenden treft en dat het tweede schot, dat door
de terugstoot hoger afkomt de opvliegende vogels raakt. Op
die manier is het mogelijk om met een relatief klein bootge
weer zoals de kaliber 4 (25 mm) die in Nederland het maxi
mum is, toch een goede buit te bemachtigen.
Het schot is succesvol maar zoals gewoonlijk zijn er een aantal
aangeschoten dieren. Om te voorkomen dat die verdwijnen
en een pijnlijke dood sterven is het zaak zo snel mogelijk
tussen het geschoten wild te komen. Met het gewone jacht
geweer, dat een puntjager altijd bij zich heeft, worden de
gewonde vogels alsnog gedood. Ik wrik zo snel mogelijk naar
de plek en pak de Cogswell en Harrison kaliber 12. Zo gauw als
ik binnen bereik ben schiet ik een smient die probeert weg te
zwemmen. Een gewonde taling duikt maar ik pak hem op het
moment dat hij boven water komt. Ik stap uit de punt en waad
in het ijskoude water naar de in het water liggende eenden.
Ik moet nog een wilde eend en een smient afmaken voor
ik klaar ben. Vanuit de richting waarin vriend Pike verdween
klinkt een enkel schot van een licht geweer. Ik heb duidelijk
met mijn schot zijn kansen op een grote buit verstoord en hij