Het noordelijke haventerrein is ontworpen juist ten zuiden van de duikersluis van de Anjumer- en Lioessenserpolder, waardoor de afwatering van deze polder gewaarborgd blijft. De hoogte van het terrein blijft tot N.A.P. +2,50 m beperkt. De golfslag uit noordelijke richtingen zal worden opgevangen door een dam van zware stortsteen die met een buitenbeloop van 1 3 aan de zeezijde van het noordelijk haven terrein wordt gestort. Na de sluiting van de Lauwerszee kan deze stortsteendam wor den opgeruimd en kan de steen worden verwerkt in de afsluitdijk. Omdat de water stand op de Lauwerszeeboezem normaal N.A.P. 0,90 m zal bedragen, met een hoog ste stand van N.A.P., bestaat dan geen behoefte meer aan een havendam. De werkhaven moet gelegenheid bieden voor het vervoeren van personen van en naar de werken en voor de aan- en afvoer van zware onderdelen en rijdend materieel. Er zal derhalve een geregelde veerverbinding moeten komen tussen deze haven en de werken in de Lauwerszee. Tevens zal de haven ligplaats moeten verschaffen voor de vletten van de Rijkswaterstaat ten behoeve van het toezichthoudend personeel en van de meet- en peildienst. De aannemers van de grondwerken in de Lauwerszee zullen behoefte hebben aan een veilige ligplaats bij slecht weer en tijdens de weekeinden voor hun varend materieel, zoals bakken, sleepboten, vletten en wellicht ook baggermolens en zandzuigers. Ver moedelijk zullen in de haven ook kleine reparaties aan vaartuigen e.d. plaats vinden. Een belangrijk gebruik van de haven zal voorts worden gemaakt ten behoeve van de opslag en overslag van zink- en stortsteen. Voor dit doel moet de haven voldoende opslagterrein, kadelengte en wateroppervlakte bieden. Er is overigens rekening mee gehouden dat een groot deel van de steenopslag aan de zeezijde van de afsluitdijk kan geschieden. Hiervoor kan de toekomstige voorhaven van de ontworpen schutsluis worden gebruikt, die aanvankelijk ook als werkhaven dienst zal doen. Voor het maken van zinkstukken moet bovendien over een voldoende ruime zate met aanliggend opslagterrein voor rijshout kunnen worden beschikt. Uit het bovenstaande blijkt dat de werkhaven in het Bootsgat in vele opzichten te ver gelijken is met de werkhaven te Hellevoetsluis, met dit verschil dat in Oostmahorn buiten de werkhaven vrijwel geen andere vorm van havenaccomodatie aanwezig is. De havenkom zal vrij ruime afmetingen verkrijgeneen lengte van ongeveer 230 m en een breedte die varieert tussen 130 en 190 m. Door een havendam, verbonden met het noordelijke haventerrein, wordt de breedte van de havenmond beperkt tot 65 m gemeten over de bodem. In verband met de diepte van de haven van N.A.P. 5 m is dit ruimschoots voldoende. Bij de gemiddeld eenmaal per werkseizoen optredende waterstanden van N.A.P. 2,15 m zullen ook de vaar tuigen met vrij grote diepgang geen gevaar lopen aan de grond te raken. De breedte van de bodem in het smalste gedeelte van het havenbekken is voldoende om ook met grotere schepen, b.v. met Kempenaars van 600 ton laadvermogen (lengte ruim 50 m) goed te kunnen manoeuvreren. Uit een grondmechanisch onderzoek is gebleken dat de ondergrond ter plaatse van de haven bestaat uit slappe klei. Het bleek niet mogelijk de belopen langs de havenkom zonder meer in deze klei uit te baggeren, zodat een grondverbetering zal moeten wor den uitgevoerd. De opslagterreinen zullen echter zonder grondverbeteringen worden opgespoten, waarbij zettingen van enkele decimeters kunnen worden verwacht. Ter hoogte van de waterspiegel worden de grondlichamen beschermd door dammen van keileem en potklei. Deze materialen zijn op korte afstanden van het werk op win- 52 bare diepte in de Lauwerszee aanwezig. Bij het maken van de werkhaven kan op deze wijze ervaring worden verkregen met de toepassing van de beschikbare keileem en pot klei, wat bij het maken van het ontwerp voor de eigenlijke afsluitingswerken van groot belang is. Ook kunnen gegevens worden verzameld over de winning en de ver werkbaar heid van het in de wadbodem aanwezige zand, dat vrij fijn van korrel is en plaatselijk een nogal hoog slibpercentage vertoont. Uitgaande van de hieromtrent te Hellevoetsluis verzamelde gegevens is een studie ge maakt betreffende de meest economische constructie van de oever langs de havenkom en de wijze van overslag van zink- en stortsteen. Vergeleken zijn: a. een kadewand bestaande uit een stalen damwand; b. een normale taludconstructie, afgedekt met betonblokken, met een kleine steunberm ongeveer ter hoogte van gemiddeld dagelijks laagwater; c. een met betonblokken afgedekt talud onderbroken door een 3 m brede berm iets onder het peil van halftij. Hoewel de overslagkosten bij de kadewand lager waren dan die bij een talud, was dit verschil niet voldoende om de hogere bouwkosten van de kadewand goed te maken. De overslagkosten bij het talud met brede berm bleken voorts zoveel lager te zijn dan bij het onder b genoemde talud, dat aan de eerstgenoemde oplossing de voorkeur moest worden gegeven. Deze conclusies bleven onveranderd voor het geval dat van modern materieel, zoals loaders e.d., gebruik zou worden gemaakt. Op 1 juni 1961 is het maken van de werkhaven opgedragen aan de Lauwerszee-combi- natie, gevormd door de aannemersbedrijven Hollandsch Aannemersbedrijf Zanen Verstoep N.V. en de N.V. C. J. van der Hoeven te 's-Gravenhage voor de som van f2085000. Met de werkzaamheden is op 13 juni een aanvang gemaakt; de haven zal in 1962 in gebruik worden genomen. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1961 | | pagina 28