ring gewenst is dan een Begemann-boring. De meetresultaten geven een goede indruk om trent de aard en de grondmechanische eigen schappen van de grondslag. De tweede fase van tiet bodemonderzoek voorzag in vier sonderin gen en één boring bij elk van de 66 pijlers, bene vens één dichtheidsmeting per twee pijlers. Ge gevens uit de eerste fase werden natuurlijk in liet programma verdisconteerd. De sonderin gen werden uitgevoerd met een zogenaamde ingesnoerde conus met een oppervlakte van 0 cm2. De conusweerstand werd elektrisch be paald en direct met behulp van een plotter gere gistreerd. De sonderingen werden continu uit- i ievoerd bij een constante daalsnelheid van cm/sec. De conusweerstand geeft een indruk mtrent de vastheid van de grondslag; dit soort egevens wordt gebruikt bij stabiliteits- en de- Drmatieberekeningen van de pijlerconstructie, e elektrische dichtheidsmetingen werden uit- evoerd met twee sondes, die na elkaar op een fstand van 50 cm van elkaar de grond in wer- an gedrukt. Met behulp van de grondsonde erd de specifieke elektrische weerstand van de ond en het grondwater tezamen gemeten, iet de watersonde alleen de specifieke elektri- ihe weerstand van het grondwater. Met be- ulp van deze meetgrootheden kon dan het po- r ëngehalte van de zandgrond worden bepaald. I oriëngehalten zeggen iets over de pakkings- chtheid van het zand; ze kunnen tevens wor- en gebruikt voor wateroverspanningsbereke- ngen. p de grondmonsters afkomstig uit de Bege- lann-boringen werden zeefanalyses uitge- oerd. Met de hierbij verkregen korrelverde- ngsdiagrammen was het mogelijk de grofheid an het zand te bepalen, en ook het slibgehalte, at een zeer belangrijke parameter is in verband iet de verdichtbaarheid van zand. In totaal wer en er 200 sonderingen, 75 Begemann-borin- en en 30 elektrische dichtheidsmetingen uitge- oerd. et werk met de geoponton is vlot verlopen, m een indruk te verkrijgen van de productie: er 90-urige werkweek werden 16 of 17 onderingen van 30 a 40 m diepte gemaakt. >e sondeer- en poriëngehaltegegevens worden n grafieken verwerkt, waaruit lengteprofielen vorden afgeleid met betrekking tot de conus veerstand, het poriëngehalte en eventueel de elatieve dichtheid. De afzonderlijke sondeer- en oriëngehaltegegevens worden tevens gebruikt oor stabiliteits- en wateroverspanningsgenera- eberekeningen. De boringen worden in het la- oratorium beschreven, ook geologisch; op re- resentatieve zandmonsters zijn zeefanalyses itgevoerd. Op grond van deze gegevens kun- en dan over de lengterichting der sluitgaten geologische, gemiddelde korreldiameter-, slib gehalte-, en grondlaagprofielen worden gete kend. 395

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 13