De morfologie van de Oosterschelde
Dagelijks treden in de Oosterschelde grote
transporten op van bodemmateriaal, maarde
eb- en vloedtransporten compenseren elkaar
vrijwel. Toch is er over de laatste 100 jaar een
gestage erosie merkbaar. Door middel van on
derzoek in een tweedimensionaal model tracht
men thans meer inzicht te krijgen in de proces
sen die hier een rol in spelen.
Op de voordelta spelen behalve de stroom ook
de golfbewegingen een rol in de morfologische
ontwikkeling.
Er kunnen enkele zeer algemene verwachtingen
worden uitgesproken aangaande de invloed op
de morfologische ontwikkeling die zal uitgaan
van de stormvloedkering in de Oosterschelde.
De stand van zaken in het zout/zoet-onderzoek
Het zoutgehalte op een estuarium is nooit con
stant, maarwisseltinfunctie van plaatsentijd.
Dit geldt in het bijzonder voor de Oosterschel
de, die vele relaties onderhoudt met zoete bek
kens of stromen. De zoetste gedeelten zijn de
Krabbenkreek en de Kom. Het zoetwatergehalte
is in de Oosterschelde evenredig met de zoet-
wateraanvoer. De zoutindringing komt voorna
melijk tot stand via het getij. Als de getij-indrin-
ging minder wordt, zal dus ook het zoutgehalte
dalen. Dichtheidsverschillen tussen zout en zoet
water beïnvloeden het mengproces nauwelijks,
behalve in de noordoostelijke tak.
Het huidige onderzoek is vooral gericht op de
vergroting van de nauwkeurigheid van de pro
gnoses voor de zoutverdeling in de toekomstige
situatie op de Oosterschelde en het Zoommeer.
Partiële dijkversterking bij de bebouwde kom
van Yerseke
De partiële dijkversterking, die aan het Ooster-
scheldebekken een tijdelijke bescherming moet
geven totdat de stormvloedkering in 1985 ge
reed is, verloopt in bepaalde bewoonde kernen
nogal problematisch. Onder meer het tracé
door de bebouwde kom van Yerseke kostte veel
hoofdbrekens. Uiteindelijk werd het dijkverster
kingsplan in vier planonderdelen gesplitst, die
in deze bijdrage uitvoerig worden beschreven.
424