Het verdichtingsschip I meteen in de eerste fase van het ontwerp van c stormvloedkering in de Oosterschelde werd c erwogen dat verdichting van de bodem on- c r de kering noodzakelijk zou kunnen blijken. el veranderden de denkbeelden over de ma- r er van verdichten en over de uitgestrektheid e de diepte van de verdichting verschillende r alen, al naar gelang het ontwerp zich ontwik- Ide. Daarbij werd steeds aangenomen dat tzelfde werktuig waarmee de grondslag on- r de kering zelf zou worden verdicht, ook de i nd van de bodembescherming, zo'n 500 m uit as, zou moeten verdichten. Dit is immers het bied waar ontgrondingskuilen kunnen ont- :an, met afschuivingen en zettingsvloeiingen, echte grond in deze zone kan op den duur de dembescherming zelf in gevaar brengen. Het e eet van verdichting is, heel algemeen gesteld, t de grond 'steviger' wordt, en een groter aagvermogen krijgt. Langs welke weg de i asterscheldebodem kan worden verdicht, v ordt verderop uiteengezet. Er is in ieder geval t n schip voor nodig. In de studiefase zijn ver- hillende voorontwerpen gemaakt voor zo'n rdichtingsschip (zie Bericht 72, mei 1975). Nu finitief is besloten tot het toepassen van ondverdichting onder het funderingsbed van stormvloedkering en aan de rand van de bo- :m verdediging, endeaardende omvang er- n vaststaan, heeft men ook het bestek voor t definitieve ontwerp van het verdichtings hip kunnen afronden. In september 1978 werd idracht gegeven tot de bouw. De bouwtijd be- aagt één jaar. In september 1979 zal het ver- chtingsschip zijn activiteiten kunnen begin nen. ;n 'schip' is het eigenlijk niet eens: het be- hikt niet over eigen voortstuwing; het is meer n ponton, die wordt verplaatst met sleepbo ten. Alleen tijdens het werk kan het zich over kleine afstanden zelf verplaatsen door zijn an kerdraden op en af te lieren. Om de ankerkrachten tijdens werk- en tijdens stormomstandigheden te leren kennen, is in het Nederlands Scheepsbouwkundig Proefstation te Wageningen een serie proefnemingen ge daan met een model van het schip. Bij die gele genheid werden ook metingen gedaan naar de bewegingen van schip en trilnaalden tijdens het werk. Wanneer de trilnaalden in de bodem ste ken, mag er niet teveel meer aan worden ge wrikt - bijvoorbeeld door scheepsbewegingen ten gevolge van golven, wind of stroom -, om dat er dan gemakkelijk schade kan ontstaan. Ook werden er sterkteberekeningen uitgevoerd voor zowel ponton als portaalconstructie. Er werd van uitgegaan dat het schip een storm moet kunnen overleven met een windsnelheid van 32 m/sec, een stroomsnelheid van 2 m/sec en een significante golfhoogte van 2,5 m. De omstandigheden waaronder gewerkt kan worden, zijn natuurlijk veel lichter: significante golfhoogte van 0,75 m bij een periode van min der dan 5 sec of 0,40 m bij een periode groter dan 10 sec; een stroomsnelheid van 2 m/sec en een windsnelheid van 15 m/sec. Zulke omstan digheden of betere treft men in de Oosterschel- demond gedurende 85 van de tijd. Een ver dere beperking is gelegen in het zicht, dat ter wille van de visuele oriëntatie op walbakens minstens 500 m moet bedragen. Op basis van deze uitkomsten is een eerste ont werp gemaakt, waarvan al sprake was in Bericht 72 (mei 1975). Sedertdien zijn enkele belangrijke eigenschap pen van het schip en zijn uitrusting veranderd. De trilnaalden, waarmee de verdichting eigen lijk wordt verwerkelijkt, zijn verder ontwikkeld; 387

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 5