opschoonbehandeling plaats, zodat de pijler op een praktisch zandvrij bed neergezet kan wor den. De opschooninrichting werkt vanuit een beun in het hart van de ponton; de mond van de zuiginstallatie beweegt op dezelfde manierover hetfunderingsbed als de ruitenwissers van een auto over de voorruit. Na het vaststellen van de hoofdlijnen van het ontwerp van het hefschip en de afmeerponton, werd de aandacht gericht op de nadere detaille ring van een aantal constructieve bijzonderhe den. Een zeer belangrijk onderdeel vormt het hijssys teem, waarmee de pijler in de beun van het hef schip gehesen wordt. Het bestaat uit een aantal lieren met bijbehorende takels. Een evenaar constructie onder het voor- en het achterportaal verbindt vier takels. Aan de evenaar is een spe ciaal ontworpen klauwconstructie opgehangen voor het oppakken van de pijler. Het hijssys teem moet aan een aantal eisen voldoen. De pij ler dient zodanig te worden opgepakt en ver voerd, dat overbelasting van de pijlerconstruc tie is uitgesloten. In het sluitgat moet de pijler ook in geval van storing aan één van de lieren neergezet kunnen worden. Tenslotte moet het mogelijk zijn een reeds geplaatste pijler op nieuw aan te koppelen en op te pakken. Als de pijler in het bouwdok opgehesen wordt, neemt de diepgang van het hefschip toe van 6,5 m tot ongeveer 10 m. De voetplaat van de pijler steekt dan nog 1 m onder het schip uit. Het transport van deze diepstekende combinatie stelt dan ook bijzondere eisen op het gebied van sleepvermogen en manoeuvreereigenschap pen. Aanvankelijk werd gedacht aan een hefschip dat alleen door sleepboten verplaatst zou worden. De bestudering van de wijze waarop het hef schip in het bouwdok moet opereren gaf al aan, dat een zeker eigen voortstuwingsvermogen nodig is, vooral voor het manoeuvreren in de beperkte ruimte in het bouwdok. De hulp van sleepboten is daar vrijwel onmogelijk, terwijl manoeuvres uitsluitend op ankerdraden zeer tijdrovend zijn. Een uitvoerig onderzoek wees uit dat bij onge veer 8000 pk eigen voortstuwingsvermogen een optimum bereikt wordt. Het eigen manoeu vreervermogen, dat verdeeld zal worden over roerpropellors op de vier hoeken van het schip, levert eveneens een bijdrage aan de voort stuwing tijdens het transport. Daarnaast kan worden volstaan met drie sleepboten, elk met een geïnstalleerd vermogen van 3500 pk. De werkbaarheid van het hefschip, dan wil zeggen de mogelijkheid die het heeft om het transport van de pijler ook werkelijk uitte voeren en de plaatsing voldoende nauwkeurig te verrichten, 454 is afhankelijk van de scheepsbewegingen die veroorzaakt worden door de omstandigheden van golfen stroom. Alsgrenzen voor de werk baarheid van het hefschiptijdens de afmeer- procedure is de toelaatbare significante golf hoogte gesteld op 0,75 m, terwijl de golfhoogte gedurende de plaatsingsprocedure bij perioden groter dan 5 sec niet meer mag bedragen dan 0,35 m. Een speciaal op dit werk gerichte meteo rologische postgeeftvoorspellingen voor perioden van zes en twaalf uur met betrekking tot de te verwachten wind- en golfcondities. Het is desondanks niet uitgesloten dat het hefschip tijdens zijn aanwezigheid in het sluitgat verrast wordt dooreen plotseling opstekende storm. Om deze reden is een storm, waarbij een signi ficante golfhoogte van 1,70 m optreedt, aan gehouden als randvoorwaarde voor het ont werp van het hefschip. Deze omstandigheden moet het schip kunnen verduren; het hoeft er niet bij te werken. Tijdens het transport is de pijler zijdelings op dekhoogte ingeklemd tussen hydraulische tran sportbuffers. Deze buffers worden gelost vóór het afvieren van de pijler. Om in deze fase te voorkomen dat de pijler gaat slingeren is een geleideframe ontworpen, dat aan de pijler be vestigd wordt en dat wordt afgesteund tegen de portaalpoten. Het speciale karakter van het hefschip en de ve le constructieve onzekerheden vereisten een na der onderzoek met behulp van een schaalmo del. Daarin zou dan ook kunnen worden onder zocht hoe groot de plaatsingsnauwkeurigheid van het hefschip was. Dienaangaande beschikte men nog slechts over berekeningen. Bij de opzet van het onderzoekprogramma is voortgebouwd op de resultaten van vorig on derzoek ten behoeve van het hefschip dat ge bouwd zou worden voor de pijlers op putten. Het kon hierdoor beperkt blijven tot de toetsing van de aannamen die waren gedaan ten aanzien van het gedrag van de pijler, het hefschip en de afmeerponton als verankerd systeem in golven en stroom, met als specifieke punten de bewe gingen van de pijler in de beun van het hef schip, de plaatsingsnauwkeurigheid met en zonder geleideframe, de krachten in de verbin dingen tussen het hefschip en de ponton en de krachten in de ankerdraden. Het onderzoek is in februari en maart van dit jaar verricht in het Nederlands Scheepsbouw kundig Proefstation te Wageningen. De resultaten van de proeven stemden door gaans goed overeen met de op grond van theo retische beschouwingen of berekeningen ge maakte veronderstellingen. De krachten in de koppeling tussen hefschip en afmeerponton bleken echter groter dan aanvankelijk voorzien

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 26