winter voorjaar zomer najaar dec - mrt mrt-juni juni-sept sept-dec lozen op de Westerschelde de sedimentatie in het noordelijk bekken toenemen, enerzijds on der invloed van de verlaagde stroomsnelheden ter plaatse, anderzijds door de verandering van de zoutgehalten in het oostelijk deel van de Westerschelde. Aangezien hoge doorspoeldebieten naar ver wachting maar zelden zullen voorkomen, zal het in dit verband weinig uitmaken welk van de vier alternatieven men kiest. Grotere doorspoeldebieten ontzilten het Zoom meer sneller en bevorderen ook een snelle uit spoeling van dood organisch materiaal. Het belang van de beschikbaarheid van door spoelwater is het grootst in de eindfase van de ontzilting, zowel voor de zoutgehalten als voor de zuurstof huishouding. De beschikbaarheid van een lozingsmiddel met een grote capaciteit kan dan als positief worden aangemerkt. Voor het ontwerp van het lozingsmiddel wordt uitgegaan van een spuikanaal zonder spuiboe- zem dat onder vrij verval loost op de Wester schelde. Het is de bedoeling dat het spuikanaal groene oevers krijgt, evenals bijvoorbeeld de Steenbergse Vliet. Het lozingsmiddel moet gelijktijdig met het Zoommeer medio 1985 gereedkomen. Dit bete kent dat met de uitvoering in 1980 en met de grondverwerving in 1979 moet worden aange vangen. Ten aanzien van het ontwerp en de uit voering zijn er geen verschillen tussen de vier alternatieven, maar wel voor wat betreft de grondverwerving. Erzijn nog drie varianten beschouwd, de alter natieven 3a, 3b en 3c, waarbij het lozingsmiddel van 100 m3/sec. kan worden uitgebreid tot 150 m3/sec. Bij alternatief 3a wordt de spuisluis voor 150 465

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 37