(ING 1= LAAG, 5
ENGELS SLIJKGRAS
SCHORREKRU ID
AKKERDISTEL
REUKELOZE KAMILLE
KLEIN KRUISKRUID
KLEINBL. BASTERDWEDERIK
HARDE BASTERDWEDERIK
STRANDKWEEK
RUW BEEMDGRAS
ZACHTE DRAVIK
VELD BEEMDGRAS
TOTAAL AANTAL SOORTE
ren deze ruggetjes zich steeds meer in één zone
langs de oeverlijn, waarbij ze een min of meer
aaneengesloten oeverwal gaan vormen. De vor
ming van zo'n oeverwal kan een belangrijke in
vloed hebben op het erachter gelegen gebied,
omdat de overspoeling met zout meerwater er
sterk door kan worden belemmerd, terwijl zich
achter de oeverwal zoet regenwater kan gaan
verzamelen.
Om zandverstuiving tegen te gaan zijn in 1972
de hoogste delen van het slik ingezaaid met een
graan/grasmengsel dat voornamelijk bestond
uit gerst of rogge met Rood zwenkgras, Engels
raaigras en Veldbeemdgras. Dit mengsel is in
gezaaid in richels op een afstand van 10 cm in
twee richtingen loodrecht op elkaar. Het gras is
aanvankelijk alleen op deze inzaai richels tot ont
wikkeling gekomen, zodat er een eenvormig, re
gelmatig ruitenpatroon ontstond. Pas de laatste
478
Fig. 5. Vegetatie
ontwikkeling in twee kommen
in het proefgebied, met ais
uitgangsvegetaties
respectievelijk Engels slijkgras
(boven) en Gewoon
kweldergras
Fig. 6. Vegetatie-ontwikkeling
op de Schorrand
Fig. 7. Ontwikkeling van de
vegetatie op het slik