Fig. 1. Verschillende grondvormen van de pijlervoet; van boven naar beneden;schuine dwarsdoorsnede, rechte dwarsdoorsnede en schuine dwarsdoorsnede met rechte kopwanden pel, waarin eventueel een vervalspreider opge nomen zou worden, heeft de voetplaat rondom een overstek van 2,5 m. Op de pijlervoet is de pijlerschacht geplaatst. In de pijlerschacht zijn de sponningen voor de schuif opgenomen. We behandelen nu achtereenvolgens de ontwikke ling van de pijlervoet, de pijlerschacht en de on derkant van de voetplaat van de pijler. Toen de keuze eenmaal gevallen was op een pij ler uit één stuk, zijn aanvankelijk voor de pijler voet drie modellen beschouwd. Om te begin nen een massieve pijlervoet. Dit model leek het minst arbeidsintensief en daarom nogal aan trekkelijk. Al spoedig bleek echter dat het ge wicht zo groot werd, wel 25 000 ton, dat trans port nauwelijks nog mogelijk leek. Tot nadere de taillering is niet overgegaan. Daar komt bij dat het zeer gewenst is vlak boven de voetplaat een werkruimte te hebben tijdens de werkzaam heden ten behoeve van het ondervullen van de pijlervoet; bij een massieve pijlervoet ontbreekt die. Toen is een pijlervoet ontworpen met verti cale wanden, afgedekt door een horizontale plaat. De aard van het werk leek eenvoudig, door het ontbreken van schuine wanden. Er was ech ter wel 30% meer beton voor nodig dan in het hierna te noemen model. Dit deed het voordeel van het eenvoudiger werken omslaan in een na deel, voor wat betreft de kosten en de inzet van mensen. Vandaar dat het ontwerp evolueerde tot een pijlervoet met schuine wanden. Dit mo del was qua materiaalverbruik, arbeidsinzet en kosten het meest aantrekkelijk. Technisch gezien is deze gesloten doosvorm aantrekkelijk omdat het opnemen van torsiemo menten ten gevolge van ongelijkmatig dragen weinig problemen oplevert. Bovendien sloot dit ontwerp het beste aan bij de wijze waarop de 434

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 6