Als onderdeel van de genoemde optimalise ringsstudie zijn behalve de voetplaatafmetingen ook het funderingsniveau, de inbeddingsdiepte in de drempel, de hart-op-hart-afstand van de pijlers, het gewicht van de vulling in de pijler voet, de breedte van de drempel, de verdich tingsgraad van de drempel en de ruwheid van de kopwand van de pijlervoet gevarieerd. Ook het verschil in funderingsdiepte en op te nemen belasting van de pijlers is in de studie betrok ken. Alstoetsingscriteria werden de grondmechani- sche stabiliteit alsmede de deformaties in de bouw- en de eindfase gehanteerd, en evenzo de kosten, de arbeidsintensiteit en de flexibiliteit ten aanzien van latere mee- of tegenvallers. Waar mogelijk werd gestreefd naar uniformiteit van de pijlervoeten. Als meest gewenst kwam naar voren een hart- op-hart-afstand van de pijlers van 45 m, met voetplaatafmetingen van 25 x 50 m2, inbed- dingsdiepten variërend van 8 tot 12 m, en een vulling van de pijlervoet met zand in de eindfa se. Hetfunderingsniveau varieert van N.A.P.-21,5 m voor de hoogst gelegen pijlers tot N.A.P.-30 m voorde diepst gelegen pijlers in het midden van de Roompot. Deze voorwaarden vormden de uitgangspunten voor het verdere ontwerp van de pijlervoeten. In de vormgeving van de onderdorpelbalken heeft zich een ontwikkeling voorgedaan die ook invloed heeft gehad op de vormgeving van de sponningen. Aanvankelijk werd uitgegaan van een aantal opeengestapelde dorpelbalken van verschillende hoogten. Per opening tussen twee pijlers zou een pakket kunnen worden samenge steld van de benodigde hoogte. De breedte van de balken bedroeg 6 m. Nader hydraulisch on derzoek naar de belastingen op de dorpelbalken toonde aan dat zij onder bepaalde extreme con dities tijdens het sluiten van de schuiven en bij een weigerende schuif omhooggezogen dreig den te worden. Aanvankelijk werd het mogelijk geacht de dorpelbalken hiervoor verticaal af te stempelen, maar dit bleek bij nadere uitwerking nauwelijks uitvoerbaar te zijn. Daarom werd vervolgens een trapeziumvormi ge dorpelbalk ontworpen. De bovenkant kon nu versmald worden tot 5 m, en dat verminderde de totale zuigkracht op de balk voldoende. Het schuine deel, dat uitsteekt naar de Noord zeezijde, ondergaat een bovenbelasting door de waterdruk die behoort bij de waterstand op de Noordzee. Dit is gunstig voor het verticale even wicht van de balk. Tevens reduceert het schuine vlak de druk die de drempel op de balk uitoe fent. Constructief zijn een hoogte van 8 m uit één stuk en een 8 m brede onderzijde noodzake lijk. Dit meer bewerkelijke definitieve model maakte het zeer gewenst dat de dorpelbalk uni form zou worden uitgevoerd. De sponningen zijn gedimensioneerd op de bovenbeschreven balk. Het ontwerp van de balk zelf behoeft in dit stadium nog niet definitief vastgesteld te wor den, daar de bouw van de dorpelbalken pas in 1981 begint. In de eindfase hebben de dorpelbalken enige bewegingsvrijheid ten opzichte van de pijlers, doordat tussen beide dikke rubber oplegpakket ten worden toegepast. Wil het hefschip de pijlers kunnen optillen, dan zijn hijsvoorzieningen nodig. Tijdens het trans port is de pijlervoet 11 meter diep in het water gedompeld. Hij is dan gevuld met lucht. Dit geeft hem een eigen opdrijving van 9 000 ton. Uitgaande van een maximumgewicht van de pijlers van 18 500 ton, moet dus een last van 9 500 ton getild worden. Deze last moet voor dy namische effecten nog vermenigvuldigd wor den met een factor 1,2. Een aantal mogelijkheden is onderzocht om de ze hijskrachten over te brengen van het hefschip naar de pijler. Men zou een hijsframe kunnen vastspannen op de bovenkant van de pijlerschacht. In de pijler zelf zou dan voldoende voorspanning aanwezig moeten zijn om de hijskracht doorte leiden naar de pijlervoet. Tilt men daarentegen de pijlervoet van onderen, dan is geen extra voorspanning in de schacht vereist. Deze laatste methode bleek goedkoper, en tevens gunstiger voor het ont werp van het hefschip. De hijspunten komen op deze wijze namelijk verder uit elkaar te liggen. Er waren verscheidene mogelijkheden om het hijsframe vast te maken aan de pijlervoet. Eén mogelijkheid was, met voorspaneenheden vast spannen op het dak van de pijlervoet. Dit is zeer arbeidsintensief. Daarom bleek het aantrekkelij ker in plaats van voorspaneenheden zogenaam de hamerkopbouten te gebruiken dan wel hijs- klauwen te laten grijpen om hijsnokken aan de pijlervoet. Dit systeem wordt geautomatiseerd, zodat mensenhanden slechts nodig zijn aan het bedieningspaneel. De pijlerschacht en de bovenbouw Aanvankelijk werd bij het ontwerp van de stormvloedkering rekening gehouden met dub bele schuiven, tot meerdere zekerheid. Dit bete kende dat in de pijlerschachten twee sponnin gen achter elkaar moesten worden opgenomen. Lange tijd was bovendien niet bekend welke breedte de weg over de kering zou krijgen. Voor de bediening en het onderhoud van de kering zelf zou 6,50 m voldoende zijn. Een ander uiter- 436

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 8